‘Khomeini, Sade en ik’ door Abnousse Shalmani

Het autobiografische boek Khomeini, Sade en ik wordt op de kaft door Le Monde aangeprezen als ‘strijdliteratuur’. Het wil zeggen dat het boek een daad van verzet is, tegen iets of iemand. Die iemand begint met de ‘zwartrokken’ in Iran. En wat is het verzet? Naakt over het schoolplein rennen omdat een hoofddoek dragen verplicht is.

De strijd gaat gestaag verder.

Met Khomeini wordt de Iraanse ayatollah Ruhollah Khomeini bedoeld. Hij was de leider van de Iraanse revolutie in 1979 en maakte van het land een religieus-fundamentalistische staat. Het is een wereld waarin Abnousse Shalmani, die van huis uit vrijwel atheïstisch wordt opgevoed, zich niet kan vinden. Er zijn veel verschillende redenen waarom Abnousse niet in deze staat past: ze zegt wat ze denkt, gelooft niet in God, ze wil vrij zijn en weet dat ze dit niet in haar thuisland kan bereiken. Haar ouders vluchten in deze periode naar Frankrijk, Parijs. Daar probeert Abnousse te leren Parijzenaar te worden. Maar de ‘zwartrokken’ en Khomeini lijken haar overal te achtervolgen.

Khomeini, Sade en ik is verdeeld in stukken die zich afspelen in Parijs en Teheran. Het zijn stukken waarin Abnousse schrijft over haar familie en haar vrienden, en de vreemden en landgenoten die haar pad kruisen.

Op veel manieren is het ook echt strijdliteratuur, maar anders dan ik had verwacht. Het heeft helemaal geen beperkt blikveld en is ook niet pompeus. Integendeel. Abnousse beschrijft met humor, eerlijk en boven alles open. Alsof ze van sommige standpunten nog geen oordeel heeft kunnen vellen en ze al schrijvend tot een conclusie probeert te komen. Soms geeft ze toe niet te weten of ze op bepaalde dingen boos moet worden, of juist geduld moet tonen. Die gemengde gevoelens maken het boek niet zwakker maar sterken het juist aan.

Daarnaast waren deze gevoelens herkenbaar, dingen die ik mijzelf ook af kan vragen. Hoe komt het dat moeders zonen baren die vervolgens een hekel krijgen aan vrouwen? Hoe komt het dat een zoon zo veel meer waard zou zijn dan een dochter? Hoe komt het dat wij zo veel tijd spenderen om jonge meisjes in te lichten over wat ze allemaal wel en niet moeten doen, alsof we één en dezelfde persoon moeten spelen? Hoe komt het dat wij zo veel negatieve connotaties geven aan het vrouw zijn? Wat betekent dat toch, om te ‘huilen als een meisje? Huilen jongens dan niet? Is dat een schande?

Het antwoord op al die vragen kan Abnousse niet zomaar geven, maar ze stelt de vragen wel, en uit haar frustratie. Ze lacht om dingen, soms dingen waarover wellicht niet te lachen valt. Maar dit alles is diep gegrond binnen haar persoonlijke visie. Ze vindt dat met alles de spot moet kunnen worden gedreven, vooral met religie en politieke leiders. Het gelach zal alles minder eng maken, minder angstaanjagend. De dapperheid die daaruit ontstaat zou ervoor zorgen dat een mens zich nooit makkelijk zal laten onderdrukken en zich niet zomaar de les zou laten lezen simpelweg door intimidatie. Dit is Abnousse’s visie op hoe de mens haar vrijheid kan waarborgen. En vrijheid, dat is natuurlijk het belangrijkste thema van de strijdliteratuur.

Uitgeverij         De Geus, 2015
Pagina’s           316
vertaald            uit het Frans door Jan Versteeg (Khomeiny, Sade et moi)
ISBN                 978 9044 534 504

Recensie door Kimberly M, september 2016