‘Het Ouderlijk Huis’ door Rita Vrancken

Als je een boek in handen krijgt met de titel Het Ouderlijk Huis, dan verwacht je iets onder ogen te gaan krijgen dat met nostalgie of verlangen naar de goede oude tijd te maken heeft, of misschien een familieroman. Na het lezen van dit boek van Rita Vrancken denk je echter met afschuw aan wat voor sommigen ‘ouderlijk huis’ heeft betekend.

Het gezin in het ouderlijk huis van hoofdpersoon Rozane Robberecht bestaat uit vier personen. De vader heeft een bouwbedrijf, is een snelle jongen, dol op geld, gokken en bordelen. Vrouwen vallen hulpeloos voor zijn charmes. De moeder is een lieve, passieve vrouw die ondanks twijfels toch met hem getrouwd is omdat ze al zwanger was van haar eerste kind. Dat eerste kind is Rozane. Ze is een zelfbewust en intelligent meisje dat haar eigen weg kiest, al moet ze daarvoor uit huis weglopen. Zij wil niet in het bouwbedrijf van haar vader terechtkomen, maar arts worden. Uiteindelijk zal ze verpleegster worden. Ze heeft een jonger broertje, Arthur, een hulpeloos, op school gepest, niet al te slim jongetje met tekentalent dat onderdrukt wordt ter wille van een carrière in vaders bedrijf

Tijdens het huwelijk blijkt de vader niet de charmante man en liefhebbende echtgenoot te zijn, maar iemand die, als hij al thuis is, met grote regelmaat woedeaanvallen heeft, die voornamelijk voortkomen uit jaloezie. Niet geheel ten onrechte, want zijn vrouw houdt er een minnaar op na. Voor hem bestaat alleen zijn wereld en daarin bepaalt hij de gedragscode. Hun kinderen zijn de dupe. Hun meningen, hun gevoelens, ja zelfs hun persoonlijkheden doen niet ter zake. Ze worden geestelijk verwaarloosd en lichamelijk mishandeld. Als blauwe plekken op school geconstateerd worden, gaan de kinderen gewoon naar een nieuwe school. Ook de moeder is slachtoffer van huiselijk geweld.

Tot zover is dit verhaalstof die in variaties al heel vaak in boeken terechtgekomen is. Wat maakt Het Ouderlijk Huisdan toch tot een ongelooflijk indringend verhaal dat je niet loslaat?

Alles wordt gezien door de ogen van Rozane. Ze is jarenlang niet thuis geweest, nadat ze met haar ouderlijk huis gebroken heeft, maar krijgt dan onverwacht een spoedtelefoontje van haar moeder. Die blijkt een beroerte gehad te hebben. Rozane, die als verpleegster altijd precies weet wat ze moet doen, vaak zelfs sneller dan de artsen, neemt plaats tegenover haar moeder en weet nu ineens níet wat ze moet doen. Haar hele moeilijke verleden komt vanonder haar zelfgebouwde pantser tevoorschijn en ze brengt het daarom niet op haar moeder adequaat te helpen. Een ding weet ze wel zeker: ze wil eerst haar moeder confronteren met wat die haar dochter en zoon heeft aangedaan. Dat weegt het zwaarst, al riskeert ze daarmee haar moeders leven.

In associatieve fragmenten beschrijft ze haar leven en dat van haar broertje. Als een rode draad speelt daar het thema ‘sprookjes’ doorheen, die altijd werden voorgelezen in moeilijke tijden. Er was geen liefde in het leven van de kinderen, behalve van opa van moeders kant, maar hij sterft. Er was wel een voortdurende hunkering naar liefde en geborgenheid, bij alle partijen, maar niemand krijgt die.

Dit is evenwel geen verhaal over eenzijdige haatgevoelens van een dochter die uitgestort worden over een door haar ziekte hulpeloze moeder, maar een verhaal waarin twee mensen proberen elkaar te vinden ondanks alles.

De grootste tekortkoming van de moeder is dat ze nooit de moed had haar mond open te doen. Rozane wordt voortdurend als de sterke vrouw met een ‘franke mond’ neergezet tegenover een moeder die zweeg toen haar dochter verkracht werd, zweeg toen haar kinderen in studierichtingen werden gedwongen die ze niet wilden, zweeg toen haar zoon steeds verder de afgrond ingeduwd werd, zweeg over al haar verborgen medicijnen, zweeg over haar minnaar en die daardoor diep ongelukkig was en is.

De vader komt er alleen maar vanaf als de slechterik. Hij eindigt dan ook geestelijk en lichamelijk tot vrijwel nul gereduceerd in een gesloten afdeling van een verzorgingshuis met het syndroom van Korsakoff.
De meeste mannen in het boek komen er overigens minder goed vanaf. Moeders minnaar is een smeerlap, zoon Arthur een zwakkeling, een vriendje van Rozana blijkt verborgen homofiel, een andere vriend is getrouwd maar behandelt Rozana als zijn maîtresse – alhoewel beiden elkaar gebruiken – en haar grote liefde, drummer in een band, legt het met anderen aan.

Rozana zelf lijkt een keiharde, doelbewuste vrouw, maar is dat duidelijk niet. Ze heeft een verdedigingsscherm om zich heen leren optrekken. Zij is altijd degene die voor anderen moet zorgen, maar niemand zorgt voor haar. Goedele Liekens zou trots op haar zijn wat haar gedrag op seksueel gebied betreft en verder denkt iedereen dat Rozane zich wel redt. Niet dus. Uit haar verhaal spreekt een pijn, frustratie en eenzaamheid die haast te erg is om te verdragen.

Dit boek gaat over mensen die hun leven en dat van anderen kapot maken door zich op te sluiten in hun eigen belevingswereld. Rozane dreigt ook in die val te lopen, maar met haar loopt het als enige goed af. Dat wordt tenminste gesuggereerd aan het eind van het boek.

De auteur van Het Ouderlijk Huisis een Vlaamse en dat merk je aan het taalgebruik. Hinderlijk is dat niet, al moet je als Hollander soms even nadenken over wat de schrijfster bedoelt. Er wordt ook veel medische terminologie gebruikt, maar dat versterkt het idee van zakelijkheid tegenover emotionaliteit en is daarom functioneel.

In het begin is het wat lastig om alle associaties van Rozane te begrijpen, maar vrij snel gaan alle dingen op hun plaats vallen en dan kun je haast niet meer ophouden met lezen. Je wilt weten wat er met die moeder gaat gebeuren. Zou ze dood gaan of niet? Je wilt ook weten wat er in huize Robberecht allemaal heeft plaatsgevonden en hoe het met de kinderen zal aflopen. Rita Vrancken blijft tot het laatste moment je aandacht als lezer vasthouden. Sterker nog, ook na het lezen blijft het verhaal je bij omdat het zoveel stof tot nadenken geeft. Dat effect heeft alleen een goed boek.

Uitgeverij         Vrijdag, 2019
Pagina’s          199
ISBN                978 9460 017 346

Recensie door Janny Wildemast, mei 2019




‘Vrouw aan de piano’ door Veerle Janssens

Een jaar met Fanny Mendelssohn, Clara Schumann en andere vergeten componistes.

Veerle Janssens (1965) was bijna 30 jaar krantenredactrice, o.a. bij De Standaard en De Tijd. Na een burn-out op haar 50e besloot ze voluit te gaan voor haar engagement bij de burgerbeweging Ringland en vooral meer tijd te gaan besteden aan haar oude passie: pianospelen.

Vrouw aan de piano is verdeeld in 12 hoofdstukken passend bij de 12 maanden van het jaar. Bij elk hoofdstuk en elke maand hoort een muziekstuk gecomponeerd door Fanny Mendelssohn en een vrouwelijke componist naar wier leven en muziek de schrijfster op zoek gaat.

Op Valentijnsdag viert Veerle Janssens haar 50e verjaardag met haar ouders, haar broer en zus, en een diner in combinatie met een kamerconcert. De familie krijgt de rol van mecenassen in ruil voor het luisteren naar haar pianospel: “Zacht vloeiend volgt de compositie van Clara Schumann; Nocturne in F groot uit Soirées Musicales, opus 6 en het tweede werk uit de Six mélodies pour le piano, opus 4, van Fanny Mendelssohn.”  Ze wil graag een nieuwe akoestische piano als verjaardagskado en de sierlijke letters ‘Designed by Steinway’ geven bij haar de doorslag om voor een Essex met ingebouwde “silent system” te kiezen: “een nieuwe piano van mijzelf aan mijzelf”. Veerle speelt een driestemmige interventie van Bach afgewisseld met ‘Melodie pour le piano’ van Fanny Mendelssohn. Het is het begin van haar zoektocht.

Er wordt in het boek verwezen naar verschillende websites met informatie. Zo is er ook een website over Vrouw aan de piano met informatie over de componistes en hun muziek, achtergronden, fragmenten en de schrijfster zelf. In het hoofdstuk Over C. Gallos en een handvol Belgische componistes wordt verwezen naar een website voor achtergrondinformatie over C. Gallos, met o.a. de zwaarte en moeilijkheidsfactoren van het componeren. Vlot beschrijft Veerle Janssens de afwisseling tussen informatie over muziek en componistes enerzijds en haar persoonlijke geschiedenis anderzijds: haar moeder die vroeger piano speelde, haar vader, haar oma, muziek werd doorgegeven aan alle generaties. 

De zelftwijfel van het wonderkind gaat over Clara Schumann.Ontroerend en onthutsend is haar dagboeknotitie, en mede een van de citaten die voorafgaan aan het boek: ”Ooit geloofde ik het talent van het scheppen te bezitten, maar ik ben teruggekomen van dat idee. Een vrouwmens moet niet willen componeren – nog nooit kon een vrouw dat; waarom zou ik daartoe voorbestemd zijn? Dat zou arrogant zijn, waartoe alleen mijn vader me vroeger eens verleid heeft”.Clara Schumann werd onderuit gehaald door de opmerkingen van haar. Pijnlijk en eigenlijk schandalig om een aankomend talent zo te behandelen.

In De pen van een beminde kopiiste wordt verteld over Anna Magdalena Bach. Alle documentatie, inclusief beeldmateriaal, zijn chronologisch samengebracht zoals beschreven in Ein Leben in Dokumenten und Bildern. Het boek staat al jaren in Veerle’s boekenkast. Het is het heerlijk om te lezen over haar liefde voor muziek, de uitdaging die ze aangaat om teruggevonden composities zelf te kunnen spelen en zich te verdiepen in het leven van de maaksters. Het bleek voor haar nuttig, leerzaam en boeiend om informatie op te zoeken, zowel historische feiten, belevenissen als de talrijke onbekende vrouwelijke componisten. Het was echter ook vermoeiend. Het schrijven van het boek en daarnaast het leren spelen van het twaalftal composities is intensief en tijdrovend, waardoor het pianospelen stroever gaat vanwege haar ‘strakke vingers’. Haar gedrevenheid veroorzaakt stress, maar tegelijkertijd heeft zij mooie ervaringen en ontmoetingen. Zij krijgt steeds meer verdwenen werken in haar bezit. 

Een nieuwe manier van oefenen helpt Veerle om met ontspannen vingers te spelen en ze hanteert losjes de toetsen. Door synchronisatie tussen de linkerhand en de notities ontstaat er samenhang in het brein. Axelle haar pedagoge leert haar over de vingerzetting en het ontstaan van een motief. 

Vrouw aan de piano geeft naast een groeiend overzicht van vrouwelijke componisten een tijdsbeeld weer van de opkomst van het stemrecht voor vrouwen, de vrouwenemancipatie van vroeger en van nu, en eveneens van hoe moeilijk het ook nu nog is om naast het gezin tijd vrij te maken voor extra dingen, om jezelf te ontwikkelen. 

Enkele uitspraken uit het boek: Alex Ross bevestigt in The New Yorker het onmiskenbare onevenwicht in de concertprogrammatie en stelt dat het probleem meer in de verleden van de klassieke muziek zit, dat gedomineerd werd door mannen. Hij suggereert om terwille van meer gelijkheid in programmering te beginnen met het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen levende en dode componisten. (pag. 244)

“Toen ook de Mexicaanse Alondra de la Parra, een van de drie vrouwelijke finalistes van de Gustav Mahler Conduction Competition, geconfronteerd werd met het vooroordeel dat Mahler geen componist is voor vrouwen, reageerde ze: ’Nonsens. Dat is hetzelfde als zeggen dat alleen mannen Cervantes kunnen lezen.'” (pag. 242)

In het slothoofdstuk, Coda, geeft de schrijfster nog een korte toelichting over haar manier van schrijven en het tot stand komen van dit geweldige en omvangrijke boek. De rijke wereld van muziek is oneindig. Het opzoeken van de muziek en het beluisteren ervan maakt dat je dichter bij je gevoelens en emoties komt. Ik heb grote bewondering en respect voor het werk wat zij heeft verzet en haar doorzettingsvermogen. Vrouw aan de piano is een zalig boek om je met muziek en vrouwen bezig te houden.

Uitgeverij         Vrijdag, februari 2018                                                                             
Pagina’s           366
ISBN                 978 9460 016 431

Recensie door Anneke Balk, februari 2019