‘Waarvan wij droomden’ door Julie Otsuka
Ik las Julie Otsuka’s Waarvan wij droomden voor mijn leesgroep. De recensie komt nu met een warme aanbeveling. Toch had ik op voorhand niet verwacht dat het een boek voor mij zou zijn; picture brides en de aanval op Pearl Harbour zijn thema’s waar ik niet snel voor kies.
Op de omslag staat een aanbeveling van Aleid Pluvier van De Algemene Boekhandel, Amersfoort. “Ga zitten. Neem de tijd. Lees de eerste alinea en laat u meeslepen.”
“Op de boot waren de meesten van ons maagd. We hadden lang, zwart haar, plaat, brede voeten en waren niet heel groot. Sommigen van ons hadden als jong meisje niets anders gegeten dan rijstepap en hadden iets kromme benen, en anderen waren nog maar veertien en nog niet eens volwassen. Sommigen van ons kwamen uit de stad en droegen elegante stadse kleren, maar veel meer van ons kwamen van het platteland en droegen op de boot de oude kimono’s die we al jaren droegen: verschoten krijgertjes van onze zussen die heel vaak versteld en opnieuw geverfd ware. Sommigen van ons kwamen uit de bergen en hadden nog nooit de zee gezien, behalve dan op afbeeldingen, en anderen waren de dochters van vissers die hun hele leven op zee hadden gezeten. Misschien waren we een broer of een vader kwijtgeraakt aan de zee, of een verloofde, of misschien was iemand van wie we hielden op een ongelukkige ochtend in het water gesprongen en gewoon weggezwommen, en nu werd het ook voor ons tijd om verder te gaan.”
Ik was inderdaad meteen getroffen, las direct het eerste hoofdstuk uit dat met de volgende alinea eindigt;
“Op de boot hadden we nooit kunnen weten dat we, toen we onze echtgenoot voor het eerst zagen, geen idee hadden wie hij was. Dat de grote groep mannen met hun mutsen en aftandse zwarte jassen die ons daar beneden op de kade opwachtten in niets leek op de knappe jongemannen van de foto’s. Dat de foto’s die we hadden ontvangen twintig jaar oud waren. Dat de brieven die ons waren gestuurd niet geschreven waren door onze echtgenoot, maar door beroepslieden met een mooi handschrift wier werk het was om leugens te vertellen en harten te veroveren. Dat toen we onze namen voor het eerst over het water hoorden schallen, een van ons haar handen voor haar ogen sloeg en zicht omdraaide – Ik wil naar huis. Maar de rest van ons boog het hoofd, streek de rok van onze kimono glad en liep over de loopplank de nog warme dag tegemoet. Dit is Amerika, zeiden we tegen onszelf, je hoeft nergens bang voor te zijn. En daarin vergisten we ons.”
Opvallend is dat het boek in de wij-vorm is geschreven. Dit maakt het aangrijpend. De vrouwen verliezen hun identiteit, gaan op in de collectiviteit. Natuurlijk hebben ze allemaal hun persoonlijke verhaal, maar wat zij delen; het door hun afkomst – al dan niet zelf gekozen – naar Amerika af moeten reizen als picture brides vervuld van vrees en hoop, maakt hun verhalen uitwisselbaar. Ze hadden bij iedere man die daar de kade staat te wachten terecht kunnen komen, de mannen hadden ook hun keuze op een ieder van deze vrouwen kunnen laten vallen.
Dat het mooie handschrift waarin ze de brieven van hun aanstaande echtgenoot ontvangen niet van de man zelf is, is al zo’n schrijnend bedrog wanneer je leest dat deze vrouwen in hun koffer hun kalligrafie materialen hebben zitten, het schrift is voor hen een schoonheid, een kunstvorm.
Een zin waar voor mij persoonlijk de vervreemding uit sprak: “Het tegenovergestelde van wit was niet rood maar zwart.”
De levensloop van deze vrouwen is grotendeels meer dan schrijnend, ook wanneer ze meer berusten in hun levens blijft de vervreemding, die je soms zelfs terugziet in de relatie met hun kinderen, een gegeven. De aanval op Pearl Harbour maakt dat zij (opnieuw) verbannen worden uit hun bestaan.
Waarvan wij droomden draagt grote thema’s in zich, die wonderbaarlijk intiem en poëtisch zijn beschreven. Ikzelf vond het fijn om zo nu en dan even te stoppen met lezen, en de schoonheid van de taal en tegelijkertijd de zware levensverhalen op mij in te laten werken.
Julie Otsuka won voor dit boek een aantal prijzen waaronder de PEN/Faulkner Award voor fictie en de Prix Fémina Étranger.
Uitgeverij Mistral, 2013
Pagina’s 139
Vertaling uit het Engels door Joris Vermeulen ( The Buddha in the Attic)
ISBN 978 9048 818 112
Recensie door Katja Berkenbosch, december 2013