‘Biografie van de baarmoeder’ door Marlies Bongers en Corien van Zweden

Het ingenieuze orgaan dat vaak niet begrepen wordt

Niet klagen, maar dragen. Met die boodschap zijn hele generaties vrouwen grootgebracht. Menstruatiepijn, overmatig bloedverlies, opvliegers, stemmingswisselingen: het hoort er nou eenmaal bij, dus tanden op elkaar en doorgaan. Gynaecoloog Marlies Bongers zag in haar spreekkamer de gevolgen van deze houding: patiëntes die soms jarenlang rondlopen met heftige klachten, terwijl er soms wel (niet altijd) iets aan te doen is. Om het taboe rondom vrouwelijke lichamelijke klachten te doorbreken, besloot ze samen met Corien van Zweden een boek te schrijven over de baarmoeder, “dit bewierookte, verafschuwde en lang niet altijd begrepen orgaan.”

Biografie van de baarmoeder begint met een uitgebreide anatomische beschrijving en de verschillende stadia die een baarmoeder in een vrouwenleven doormaakt, van puberteit tot menopauze. Ook is er aandacht voor de opvattingen over dit orgaan door de eeuwen heen, waarbij vooral het tweeslachtige beeld opvalt: de baarmoeder zou zowel leven brengend als bedreigend zijn. De filosoof Plato en de arts Hippocrates begrepen al dat de baarmoeder een rol speelde bij de voortplanting, maar schreven ook veel kwalen en ziektes die een vrouw kon krijgen toe aan dit orgaan, waarin afvalstoffen en gif zich zouden hebben opgehoopt. Die ambivalentie is ook vandaag nog niet helemaal uit ons denken verdwenen. Het feit dat er nog nooit eerder een boek over de baarmoeder is verschenen, is misschien wel veelzeggend.

Het leeuwendeel van de ‘biografie’ behandelt allerlei medische aandoeningen die mensen met een baarmoeder zoal kunnen treffen, zoals endometriose, menstruatieklachten, verschillende zwangerschapscomplicaties en overgangsklachten. De auteurs beschrijven mogelijke symptomen en eventuele behandelopties, en doen dat in heldere, eenvoudige taal, waardoor het soms als een voorlichtingsfolder uit de wachtkamer van de huisarts leest. Toch stoort dat niet. Een belangrijk doel van de schrijfsters lijkt toch het informeren van de lezer(es), en in een tijd waarin influencers op sociale media allerlei onzin verkondigen over vrouwen en hormoon gerelateerde zaken, is dit boek dan ook een verademing.

Waar het wel enigszins wringt, is de onderliggende boodschap. De ‘biografie’ is overduidelijk óók een oproep aan vrouwen om hun klachten serieus te nemen, lees: naar de huisarts te gaan als ze zich zorgen maken. In een interview met de maaksters van de podcast De menstruatiemeisjes benadrukken de schrijfsters dat nogmaals.[1] Voor vrouwen voor wie praten over gynaecologische klachten nog steeds een taboe is, kan deze boodschap zeker iets betekenen. Helaas heeft die huisarts vaak niet heel veel in de aanbieding als het gaat om vrouwspecifieke klachten, zoals ze tegenwoordig genoemd worden. De anticonceptiepil bij menstruatieklachten en hormoontherapie bij opvliegers, en als dat niet werkt, is men snel uitgedokterd. Niet zelden is een bezoek aan de huisarts voor vrouwen zelfs het begin van een lange, soms eindeloze zoektocht naar verbetering van de klachten.

Dat is niet de schuld van die huisarts. Al jaren is bekend dat er relatief weinig wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt naar medische klachten die vooral vrouwen treffen. In de jaren zeventig al vroegen vrouwelijke artsen en wetenschappers om meer aandacht voor de verschillen tussen mannen en vrouwen bij ziektes en lichamelijke aandoeningen. Hun oproep vond echter nauwelijks gehoor. Nog steeds worden vrouwenklachten gezien als vrouwenkwaaltjes die er nou eenmaal bij horen (hier is zelfs een term voor: de normalisatie van vrouwelijk leed), waardoor de urgentie voor nader onderzoek ontbreekt. Ter vergelijking: er is vijf keer zoveel geld beschikbaar voor onderzoek naar erectiestoornissen als naar het premenstrueel syndroom, terwijl 75 procent van de vrouwen last heeft van deze klachten, tegen 19 procent mannen met erectiestoornissen.[2]Een indirect gevolg van het gebrekkige onderzoek naar vrouwspecifieke aandoeningen, is dat 80 procent van de patiënten met onverklaarde lichamelijke klachten vrouw is.

Ook vooroordelen en stigmatisering leiden ertoe dat vrouwen minder goede zorg krijgen dan mannen. Lichamelijke klachten worden bij vrouwen worden vaker ten onrechte als psychisch bestempeld, waardoor deze patiëntes geen juiste diagnose krijgen (hier spelen artsen wel een rol). Nog steeds worden er vrouwen met overgangsklachten naar de psychiater gestuurd. Interessant is ook het onderzoek The Gender Pain Gap uit 2018, waar de auteurs van Biografie van de baarmoeder naar verwijzen, en waaruit blijkt dat artsen pijnklachten bij vrouwen minder serieus nemen dan bij mannelijke patiënten. Helaas verbinden de schrijfsters hier geen verdere conclusie aan, dus wat je als lezer(es) met deze informatie aan moet, wordt niet helemaal duidelijk.

De auteurs kaarten de achtergestelde positie van vrouwen in de gezondheidszorg wel degelijk aan, maar vermijden al te harde kritiek op de medische wereld zelf. Als verklaring voor het gebrekkige onderzoek naar overgangsklachten noemen ze bijvoorbeeld de recent toegenomen levensverwachting van vrouwen: voorheen werden vrouwen domweg niet oud genoeg om de in de overgang te komen. Dat klinkt logisch, maar dat verklaart natuurlijk niet waarom er ook weinig onderzoek wordt gedaan naar aandoeningen die juist vrouwen in de vruchtbare leeftijd treffen, zoals menstruatieklachten en endometriose. Bij die laatste aandoening duurt het in Nederland gemiddeld 7 jaar (!) voordat de diagnose wordt gesteld.

Het meest opvallende tegengeluid geluid komt vandaag ook niet vanuit de beroepsgroep, maar van vrouwen zelf. De eerder genoemde Menstruatiemeisjes maar ook de initiatiefneemsters van Voices for Women zijn exponenten van een groeiende beweging van vrouwen die de zwijgcultuur wil doorbreken en betere zorg voor vrouwen eist. In kranten, aan talkshow tafels en op sociale media is dankzij hen (en vele anderen) de gebrekkige aandacht voor vrouwspecifieke klachten inmiddels een onderwerp van gesprek – eindelijk. Laten we hopen dat er dit keer wel geluisterd wordt.

Uitgeverij      Arbeiderspers, 2022
Pagina’s        255
ISBN             978 9029 545 761

Recensie door Sandra Bessems, juni 2024

[1] Uit: Boekenclub, aflevering 43 van de podcastserie De menstruatiemeisjes.

[2] Uit: ‘Medische klachten van vrouwen veel minder onderzocht dan die van mannen’, door Marga Akkerman, Soroptimist.nl, 19 april 2023.




‘ Het recht op seks’ door Amia Srinivasan

Feminisme in de 21e eeuw

 “Hoe kunnen we ervoor zorgen dat seks werkelijk vrij is? Dat weten we nog niet. Het is een kwestie van uitproberen.”    

Seks wordt vaak gezien als iets natuurlijks, iets wat buiten de politiek staat. Volgens de Britse filosofe Amia Srinivasan (Bahrein, 1984) is seks echter een bij uitstek politieke aangelegenheid. De rollen die we spelen, wie geeft, wie neemt, wie begeert, wie begeerd wordt, wie er beter van wordt, wie er onder lijdt: al die regels waren al bepaald voordat we geboren werden. In haar essaybundel Het recht op seks onderzoekt Amia Srinivasan de relatie tussen politiek en seks, en probeert ze de politieke kritiek op seks te vertalen naar de 21e eeuw.

Amia Srinivasan schreef het titelessay, het bekendste van de zes essays in de bundel, in 2018 naar aanleiding van de moord op 6 studenten op een Amerikaanse universiteit door Elliot Rodger, een zgn. ‘incel’ (onvrijwillig celibatair). Voordat hij zichzelf met een vuurwapen doodde, stelde Rodger in een online manifest dat hij op seksueel vlak werd gemarginaliseerd omdat hij niet zou voldoen aan hetero-masculiene normen. Vanwege zijn vrouwelijke uiterlijk en zijn raciale afkomst (hij was half wit en half Aziatisch) zou hij geen seksuele relaties met vrouwen kunnen krijgen, reden waarom hij had besloten ‘alle vrouwen te straffen’ voor hun misdaad hem seks te ontzeggen. Naast afschuw riep zijn daad ook bewondering op bij mannen die zichzelf in hem herkenden. De auteur onderzoekt in dit essay hoe Elliot Rodger tot zijn denkbeelden kon komen, en of er inderdaad zoiets bestaat als ‘het recht op seks’.

Amia Srinivasan benadert haar onderwerp zonder oordeel, en met een onderzoekende, nieuwsgierige geest. Ze is er niet op uit een schuldige aan te wijzen, maar wil de onzichtbare patronen blootleggen die onze menselijke relaties en gedragingen bepalen. In het essay over pornografie, Met mijn studenten in gesprek over porno, gaat ze uitvoerig in op de aard van seksuele verlangens, en in hoeverre die worden beïnvloed door factoren van buitenaf. Want we zijn geneigd te denken dat onze seksuele voorkeuren en verlangens authentiek, uniek en aangeboren zijn, maar in hoeverre worden ze ook bepaald door de heersende westerse en patriarchale normen? Is het toeval dat porno-actrices vaak dezelfde uiterlijke kenmerken hebben (lichte huidskleur, grote borsten, slank) of spelen hier patronen van westerse overheersing en uitsluiting mee?

Persoonlijk vond ik het laatste essay, Seks, carceralisme en kapitalisme, het meest interessante, wellicht omdat de schrijfster hier het meest concreet wordt. Voorstanders van het carcerale feminisme zien wetgeving, inclusief strafrecht, als het ultieme middel om gelijke rechten voor mannen en vrouwen te bewerkstelligen. Denk aan hoge celstraffen voor verkrachting en huiselijk geweld. Hoewel daar op het eerste gezicht niets mis mee lijkt, laat de auteur zien dat ook dit een problematische kant heeft, aangezien rechtssystemen helaas niet voor iedereen hetzelfde werken. Strafrecht werkt vaak in het voordeel van rijke, witte mannen, terwijl zwarte en/of minder rijke mannen en vrouwen juist het risico lopen benadeeld te worden door datzelfde rechtssysteem. Het gevaar van een focus op het strafrecht is dan ook dat je geen misstanden de wereld uit helpt, maar juist een al bestaande ongelijkheid vergroot.

Amia Srinivasan biedt nergens kant en klare oplossingen, ze schetst juist uitvoerig de dilemma’s waarmee hedendaagse feministen te maken krijgen. Neem het verbod op prostitutie: sommige feministen zien prostitutie als het ultieme uitvloeisel van de patriarchale ideologie en vinden een verbod dan ook een belangrijk symbolisch signaal – dat het niet ‘normaal’ is dat mannen zich door middel van geld het lichaam van een ander toe eigenen. Tegelijkertijd brengt een verbod kwetsbare vrouwen in een nog moeilijker positie als zij in het geheim hun werk moeten doen. Maar ook legalisatie leidt niet altijd tot veilige situaties voor sekswerkers, en in sommige gevallen speelt ze juist mensenhandelaren in de kaart. De auteur beschrijft hoe overheden in verschillende landen hiermee omgaan, variërend van een gehele of gedeeltelijke regulering, tot het uitsluitend strafbaar stellen van de klant (het Zweedse model), maar elke variant blijkt naast voor- ook nadelen te hebben, met soms grote risico’s tot gevolg. Een ideale oplossing waar echt àlle sekswerkers van profiteren lijkt er niet te zijn.

Het recht op seks is een boek dat je niet in een paar middagen uitleest, je moet er echt voor gaan zitten en het af en toe wegleggen om de inhoud te laten bezinken. De geschetste problemen en dilemma’s zijn talrijk en een perspectief of een oplossing ontbreekt, waardoor de moedeloosheid je soms bekruipt. De schrijfster is zich hiervan bewust. Al in het voorwoord waarschuwt ze de lezer dat haar essays op een aantal onderwerpen ambivalent zijn, omdat ze complexe zaken niet wil reduceren tot iets makkelijks. Feminisme moet meedogenloos de waarheid vertellen, niet in de laatste plaats over zichzelf. “Feminisme kan zich niet de illusie permitteren dat belangen altijd overeenkomen, dat onze plannen geen onverwachte, onwenselijke gevolgen hebben, dat politiek een troostplek is”, aldus Amia Srinivasan. Haar boek is dan ook vooral een uitnodiging aan iedereen, ook aan feministen, om kritisch naar zichzelf te kijken en zich bewust te zijn van de consequenties van eigen keuzes.   

Om terug te komen op het geval Elliot Rodger: hier is de schrijfster minder ambivalent. Nee, concludeert ze, er bestaat niet zoiets als het recht op seks, wel hebben mensen het recht om niet verkracht te worden. Ook Rodgers argument dat hij seksueel gemarginaliseerd werd vanwege zijn gebrek aan stereotiepe mannelijkheid en zijn ras, veegt ze van tafel – het is veel aannemelijker dat hij geen seks kon krijgen vanwege zijn bizarre gedrag en misogyne ideeën. Elliot Rodger was gewoon een engerd.

Uitgeverij    de Geus, 2022
Pagina’s     230
Vertaald      uit het Engels door Isabel Goethals, Anne Marie Koper en Laura Weeda  (The right to seks)                                                      ISBN           978 9044 543 636

Recensie door Sandra Bessems, februari 2024




‘Gaan liggen om te sterven’ door Adalet Ağaoğlu

Gaan liggen om te sterven is de debuutroman van de Turkse schrijfster Adalet Ağaoğlu uit 1973. Haar epos over jongeren op weg naar volwassenheid in het Turkije van de 20e eeuw groeide uit tot een klassieker en werd vorig jaar in het Nederlands vertaald door Hanneke van der Heijden.

Een winteravond in 1968. Aysel, succesvol docente aan de universiteit, loopt een hotelkamer in Ankara binnen. Ze kleedt zich uit en gaat naakt op bed liggen, wachtend op de dood. In flashbacks zien we hoe haar leven zich tot dat moment heeft voltrokken, van de afsluitende musical op de lagere school, de conflicten met haar conservatieve vader, een zwaar bevochten studie in Parijs, tot het huwelijk met Ömer en een buitenechtelijke affaire met één van haar studenten. Deze affaire met een jongen uit een ander milieu, een arbeider, heeft iets in haar losgemaakt, iets dat haar dwingt een heftige, rigoureuze beslissing te nemen.

Gaan liggen om te sterven is echter meer dan het verslag van een persoonlijke crisis. In een caleidoscopische vertelling, bestaande uit dagboekfragmenten, krantenknipsels, brieven, flashbacks en herinneringen, volgen we niet alleen het leven van Aysel, maar ook dat van haar klasgenoten van de lagere school uit het provinciestadje waar ze opgroeide. Zoals Ertürk, die naar Bursa gaat om zich voor te bereiden op een militaire loopbaan. Of Aydin, de betweterige zoon van de districtsgouverneur, die naar een elitair lyceum in Istanbul wordt gestuurd ter voorbereiding op een internationale carrière, maar uiteindelijk kiest voor de journalistiek. En Ali, de slimste van het stel, maar afkomstig uit een boerenfamilie waardoor studeren niet voor de hand ligt. De aanhoudende bemoeienis van Ali’s docent leidt ertoe dat hij naar de ambachtsschool in Ankara wordt gestuurd, waar hij echter een eenzaam bestaan leidt.

Al deze personages hebben één ding gemeen: ze proberen hun weg te vinden in een samenleving die een immense transformatie ondergaat. Rond de Eerste Wereldoorlog viel het Ottomaanse Rijk uiteen en ontstond de noodzaak de Turkse identiteit opnieuw te definiëren. De nieuwe machthebbers, Kemal Atatürk en zijn volgelingen, grepen daarbij naar het wapen van het nationalisme. De jonge republiek Turkije moest een moderne seculiere staat worden, een land met hoogopgeleide, gedisciplineerde burgers, waarin vrouwen en mannen gelijk waren, hun blik gericht op het westen. Religie werd naar de achtergrond verdrongen en moest plaatsmaken voor militaristische en nationalistische waarden.

Maar hoe word je deze nieuwe modelburger als je opgroeit in een omgeving die nog doordrenkt is van de oude normen en waarden? Hoe voldoe je aan de verwachtingen van je conservatieve ouders die je het liefst zo snel mogelijk zien trouwen, maar stel je tegelijkertijd je docenten tevreden die een grootse toekomst voor jou zien? Adalet Ağaoğlu zet treffend uiteen hoe de nationalistische doctrine doorwerkt in het leven van de opgroeiende kinderen. De musicalscène op de lagere school is wat dat betreft exemplarisch: de kinderen moeten van hun progressieve docent een polka dansen waarbij jongens en meisjes elkaar aanraken, daarbij met afgrijzen gadegeslagen door hun ouders in de zaal.

In dergelijke scènes schuilt wat mij betreft de kracht van de roman. Pijnlijk duidelijk wordt dat de van bovenaf opgelegde modernisering op microniveau in de levens van burgers tot verwarring en ontworteling leidt. Vooral vrouwen komen in een onmogelijke spagaat terecht tussen enerzijds eeuwenoude tradities en anderzijds de moderne doelstellingen van de republiek. Meer nog dan de mannelijke personages moet Aysel zich constant verantwoorden voor de keuzes die ze maakt, niet alleen tegenover anderen, ook -vooral- tegenover zichzelf.

Minder sterk vond ik de uitwerking van de personages. Ze lijken vooral te fungeren als vertegenwoordigers van verschillende bevolkingsgroepen en blijven daardoor nogal één dimensionaal. Ik slaagde er niet echt in me met één van hen te identificeren, zelfs niet met Aysel, wier exacte motivatie om in een hotelkamer te gaan liggen wachten op haar dood, lange tijd in raadselen gehuld blijft. Hoewel al snel duidelijk wordt dat er een verband moet zijn met haar buitenechtelijke affaire en een (ongewenste?) zwangerschap, blijft ze als mens van vlees en bloed op afstand.

Gelukkig wordt die afstand op het eind van het boek rechtgezet. Op de allerlaatste bladzijde neemt Aysel een besluit waarmee haar hele relaas voor mij alsnog op zijn plek viel en wel degelijk invoelbaar werd. En meer dan dat: het deed me eens te meer beseffen dat de worstelingen van vrouwen universeler én tijdlozer zijn dan we op het eerste gezicht vaak denken.

Uitgeverij      Jurgen Maas, 2019
Pagina’s       456
Vertaald        uit het Turks door Hanneke van der Heijden (Ölmeye Yatmak, 1973)
ISBN             978 9491 921 667

Recensie door Sandra Bessems, augustus 2020




‘Dans! Denk! Leven en werk van Krisztina de Châtel’ door Désanne de Brederode

Dans! Denk! is een boek over het leven en werk van Krisztina de Châtel. De choreografe, in 1943 geboren uit het huwelijk tussen een Hongaarse vader en Nederlandse moeder, groeide op in één van de betere milieus van Boedapest. In 1963 verliet ze haar geboorteland om in het Duitse Essen een dansopleiding te volgen, waarna ze eind jaren zestig naar Nederland verhuisde en hier dertig jaar lang een eigen dansgezelschap leidde. Haar choreografieën, baanbrekend en eigenzinnig (zij was één van de eersten die met componist Philip Glass werkte), werden nationaal en internationaal geprezen. In het voorjaar van 2015 vroeg Krisztina de Châtel filosofe en schrijfster Désanne de Brederode een boek te schrijven over haar leven en werk in relatie tot filosofie, naast dans één van haar andere passies.

Dans! Denk! is geen biografie in de traditionele zin van het woord. Hoewel er wel degelijk aandacht is voor Krisztina de Châtels persoonlijke leven, zoals haar jeugd in Hongarije, de samenwerking met andere choreografen en de relatie met haar getrouwde minnaar Henne, is het boek grotendeels een weergave van gesprekken tussen de choreografe en schrijfster over andere thema’s. Over de relatie tussen dans en filosofie (“Dansen is evenzeer een reflectie van filosoferen als filosofie dat is”) maar ook over onze postmoderne samenleving met haar populisme, sociale media en de hang naar perfectie, het gepolijste.

De keuze om af te wijken van het traditionele biografische format moet te maken hebben met Krisztina’s grondige afkeer van biografieën waarin een geromantiseerde versie van het leven van een beroemdheid wordt geschetst. Ze noemt voorbeelden van Nelson Mandela, Goethe, Madonna, Steve Jobs, “maar het kan ook een of andere topsporter zijn. Hun levensverhalen moeten de wonderlijke gedachte voeden dat je de wereld grandioze, inspirerende baanbrekende nieuwe theorieën, kunstwerken (…) en prestaties kunt schenken, mits je je hart maar volgt en niet aarzelt, of je van je koers laat afbrengen door stemmen die beweren dat je dromen onhaalbaar zijn. (…) Eén ding wordt vaak vergeten: ook zulke genieën zullen bij het achterom zien regelmatig spijt hebben gevoeld over gemiste kansen. Over nalatigheden, domme fouten, kleinzielige angsten en over achteraf bezien, onnodige twijfels en onzekerheden.” (pag 78). Krisztina de Châtel hekelt de wijze waarop dergelijke biografieën ontkennen dat een mensenleven nooit begint met een helder doel en plan van aanpak voor ogen, en waarin vergeten wordt dat een leven wordt bepaald door toevalligheden en ontmoetingen waarvan de zin en betekenis lang niet altijd duidelijk zijn, zeker niet onmiddellijk.

Het siert Krisztina de Châtel dat zij voor dit boek principieel een andere benadering kiest, want met haar staat van dienst had een dergelijke lofzang niet misstaan. Maar of deze alternatieve vorm ook werkt? Niet altijd. Zacht gezegd maakt ze het de lezer niet bepaald makkelijk. Die raakt zo nu en dan verdwaald in lange, wijd uiteenlopende bespiegelingen over filosofische onderwerpen waarvan de relevantie voor haar werk soms ontbreekt, en je als lezer doen snakken naar een simpele anekdote of een pikant detail uit haar veelbewogen leven. Enige begrenzing door de schrijfster van het boek, of hier en daar een extra vertaalslag naar het werk van de choreografe, was de leesbaarheid ten goede gekomen.

Desondanks vind ik de onorthodoxe vorm uiteindelijk wel een begrijpelijke en ook juiste keuze. Het is geen makkelijk boek, maar daarom niet minder interessant. Het past eigenlijk precies bij de persoon die Krisztina de Châtel is: iemand die nooit de makkelijkste weg kiest, niet bang is zich kwetsbaar op te stellen en net zo eerlijk en kritisch naar zichzelf kijkt als naar de rest van de wereld. Meer dan in menig andere biografie heb je als lezer aan het eind van het boek het gevoel de hoofdpersoon echt te hebben leren kennen. Dans! Denk! biedt een uniek en intiem inkijkje in de belevingswereld van één van de meest boeiende choreografen van onze tijd. En dat maakt het boek uiteindelijk zeker de moeite waard!

Uitgeverij      Querido, 2017
Pagina’s        255
ISBN             978 9021 403 953

Recensie door Sandra Bessems, januari 2020