‘Wie ben ik als niemand kijkt’ door Liesbeth Woertman

Een andere kijk op de ouder wordende vrouw

Niet zo lang geleden had ik een oude Volkskrant Magazine in de hand. Daarin stond een interview met Liesbeth Woertman, auteur van Wie ben ik als niemand kijkt: Een andere kijk op de ouder wordende vrouw.Vooral het verhaal over het miniscule vlekje bloed, dat uitgezaaide baarmoederhalskanker bleek te zijn, maakte indruk op mij. Het lichaam, dat zomaar ziek wordt. Of zoals sommigen het dan ervaren: je in de steek laat.

Niet lang na het lezen van het interview kreeg ik van de Vrouwenbibliotheek de mogelijkheid om Liesbeth Woertmans boek te lenen en te recenseren. Graag! Het Volkskrant-interview en de verhalen van een collega die het boek had gekregen voor haar 65ste verjaardag, hadden mij nieuwsgierig gemaakt.

Mijn nieuwsgierigheid ging over hoe zij tegen het lichaam aan zou kijken, als ex-kankerpatiënte. Ik dacht eigenlijk, op basis van de publiciteit, dat het vooral zou gaan over hoe de buitenwereld kijkt naar dat lichaam – dus over de societal (of male) gaze en het ouder wordende vrouwenlijf. Van die blik kun je natuurlijk allerlei verwachtingen hebben: van ‘lekker eigenwijs’ (een hoop kleuren en make-up) naar onzichtbaar (ga je dan meer jatten in de winkel als niemand je ziet?)  en verder naar afschuw (de reacties op Patricia Paay in de Playboy van een paar jaar geleden in herinnering). Naast deze verwachting was ik ook benieuwd of ze wat zou zeggen over het lichaam als plek waarin je woont, als vehikel voor je wensen, als deel van je zijn – dus van binnenuit, zeker tegen de achtergrond van het interview over haar ziekte.

Zowel de buitenkant van dat lichaam, de binnenkant ervan, de verhouding van de binnenkant tot de buitenkant als de invloed van de buitenkant op de binnenkant, komen aan bod. In die zin vertelt Liesbeth Woertman veel rondom het onderwerp – waarbij het zeker niet alleen over het lichaam en het uiterlijk gaat, maar ook over de maatschappelijke positie van de oude(re (wordende)) vrouw en haar reis in zingeving en spiritualiteit. Liesbeth houdt zich bezig met verschillende kanten van de oudere vrouw – de rol in gezin en maatschappij, de individualisatie tot zorggever, de behoefte aan rolmodellen, het begrip ‘ouderdom’ en succesvol verouderen, tevredenheid met het eigen uiterlijk, ideaaltypische invulling van het leven voor verschillende cohorten van vrouwen, ouderdom op een zinvolle en gezonde manier invullen, en een rijk leven met inzicht en spiritualiteit bereiken – levenskunst leren en uitvoeren! Zij doet zo veel aspecten van het onderwerp aan, dat het hier te ver zou voeren om het geheel samen te vatten.

En hoe is het boek om te lezen? Enerzijds is de hoeveelheid aspecten die over het onderwerp besproken wordt aantrekkelijk – ook omdat Liesbeth heel prettig en informeel schrijft over filosofie en onderzoek. Anderzijds waait haar verhaal daardoor redelijk uit. In ieder geval was dat zo voor mij, misschien omdat ik gewend ben aan non-fictie die een redelijk strakke opzet volgt (van probleemstelling naar conclusie), terwijl zij wat meer associatief lijkt te werken. Maar in de laatste hoofdstukken krijgt het boek meer structuur, en lijkt de spirituele oudere vrouw een soort kroon op de ontwikkelingen, die in eerdere hoofdstukken zijn geschetst. Dus op die manier heeft Wie ben ik als niemand kijkt een goed einde.

Wat mij vooral van het lezen bij blijft, is dat ik me vaak geïnspireerd en aangemoedigd heb gevoeld. En straks, als ik nóg ouder ben dan nu, hoop ik dat ik ook een wijze levenskunstenares word!

Uitgeverij      Ten Have, 2022
Pagina’s        176
ISBN             978 9025 911 027

Recensie door Jonna Lind, september 2023

 

 




‘Schemerland’ door Berthe Spoelstra

Schemerland speelt zich af in hartje Parijs, in een van de warmste zomers van de eeuw, tegen de achtergrond van terroristische aanslagen, de tour de France en bootvluchtelingen op tv.

De hoofdpersoon, tevens ik-figuur, Jeanne, is een oude, dementerende vrouw en woont alleen in een appartement. Ze heeft onlangs haar heup gebroken en komt niet meer buiten. Ze praat niet meer, hoewel het onduidelijk is of ze dat niet meer kan of niet meer wil.

Haar vier volwassen kinderen (Vivienne, Camille, Sebastièn en Alain) vinden dat ‘het zo niet langer kan’ en hebben besloten, dat haar appartement leeggeruimd zal worden en dat ze naar een verzorgingstehuis moet verhuizen.
Het besluit van de kinderen maakt hun moeder een beetje angstig, hoewel ze ook mild is over hun goede bedoelingen en zich niet verzet tegen het leegruimen. Ze zoekt naar bescherming tegen wat komen gaat en verzint daarvoor het kleine meisje Lilou. In dit meisje kan ze de herinneringen aan haar kindertijd kwijt, toen ze nog in de bergen woonde. Het meisje is een schild tegen wat moeilijk is. Jeanne fantaseert, dat het meisje allerlei avonturen meemaakt en zich verzet tegen de dagelijkse gang van zaken. Jeanne blijft verward zoeken in haar verleden naar een lopend, samenhangend verhaal, maar haar herinneringen vallen in kleine brokjes uiteen.

De week, waarin de kinderen haar kamer onttakelen en ze verzorgd wordt door de Algerijnse conciërge Boudou, neemt Jeanne ons mee in haar levensverhaal. Ze is jong getrouwd met haar speelkameraadje en had een gelukkig huwelijk, waaruit haar man helaas later, toen haar jongste zoon uit huis ging, weggelopen is. Ook over haar man is ze mild en romantisch.
Ik was moeder van drie kinderen toen ik verhuisde. Voor zijn werk moest mijn buurjongen, theedoekvlagbloedbroeder en inmiddels ook echtgenoot, naar de grote stad. Ik volgde; mijn piano kon overal wel staan. Leerlingen waren juist hier in overvloed aanwezig, zeiden we tegen elkaar. Niets kon ons verbond schenden. We hadden het als kind met dwergengoud gesmeed, onder aan de uitloper waar achter elke dag de zon oprees en we elke winter honderden sneeuwengelen uit de sterrennacht lieten neerdalen.”

Jeanne denkt terug aan haar zus Ophelie. Ze weet niet meer of haar zus nog leeft en of zij boven haar op het zolderappartement woont. Ophelie werd altijd liever en mooier gevonden. Jeanne kon het nooit goed doen bij haar moeder. Heeft ze echt het ouderlijk huis met haar moeder in brand gestoken of heeft ze alleen maar gewenst, dat haar moeder dood zou gaan?
Jeanne realiseert zich dat een moeder veel korter een functie heeft in de opvoeding, dan je van tevoren denkt. Haar jongste zoon beslist nu over háár toekomst. Hij vloeit samen met haar man en met de zoon van Boudou. Ze weet maar weinig van het liefdesleven van haar dochters.
Vivienne ritst midden in de kamer haar broek dicht. Daar staat een opgeruimde vrouw, een toonbeeld van praktisch nut. Haar blik verraadt een leven doorgebracht in zorgzame paraatheid. Voeten stevig in sandalen, nagels donderrood. Was ik ook zo? Zou Viviennes man op plannen broeden bij haar weg te gaan?’

De volgorde in de tijd gaat het eerst verloren. Jeanne heeft altijd moeite gehad om in het hier en nu te leven.
“Ik ben nog steeds het kind van vroeger, het meisje met een dode pad in de zak en vlekken op haar jurk. Alleen het uiterlijk verandert…….Pas op mijn vijftigste begreep ik hoe slank ik op mijn veertigste moet zijn geweest. Met zestig rouwde ik om vijftig en op mijn tachtigste liet ik tranen om alle voorbije jaren. Nooit heb ik genoten van het lichaam dat ik had.”         

Als de ochtend gloort, vraagt Jeanne zich af, waarom ze niet met mildheid om kan zien, naar het leven, dat ze had. Ze heeft nog zoveel wrok om bot te vieren. Haar aftakeling wordt steeds schrijnender.
”U komt vandaag van ver,” lispelt de conciërge. Ze helpt mijn lichaam uit het
nachthemd. Huid vecht om voorrang met de doorligplekken. In dit weer is een luier een broeikas van gedoe. Er wordt gedept, gesmeerd, gemurmeld. Aan de handen half omhooggetrokken; behendig schuift een arm onder mijn benen. Een draai, ik zit. ….Boudou vraagt of het wel gaat. Ze fluistert over een nachtwoestijn vol akelige dromen en dat het tijd is voor professionele zorg.”

Jeanne voelt zich ’s nachts en in de opkomende ochtenden belaagd door haar demonen. Ze droomt, dat ze aan het eind van de week, gesteund door twee lieve ouders de hemeltrap zal bestijgen.

Omdat het boek in de ik-vorm, vanuit het hoofd van Jeanne, verhaalt over het dementieproces, wordt de verwarring en het onvermijdelijke einde, voor de lezer pijnlijk goed invoelbaar. Berthe Spoelstra’s stijl is fantasierijk en dichterlijk. Naarmate het verhaal vordert, gaat het soms iets te ver en wordt haar stijl wat bombastisch.
“De dondergod komt op zijn arend nederstreven. Zie de kale wagenaar in natte lappen hangen, ontbloot van al het aardse, hollend op het rad.”

Met Schemerland debuteert Berthe Spoelstra (1969) als romanschrijfster.
Het is knap om over zo’n moeilijk te bevatten, kwetsbaar onderwerp zo’n mooi boek te schrijven.

Uitgeverij          Van Oorschot, 2019
pagina’s            219
ISBN                 978 9028 291 010

Recensie door Ammy Langenbach, februari 2021




‘Vroeger was er later’ door Vera Marynissen

“… Vroeger is beter dan later. Vroeger dacht ik aan later. Vroeger dacht ik: later wordt beter. Vroeger was beter. Vroeger was er later “
En nu, denkt hij alleen nog aan vroeger. Want waar naar uit te kijken, als je weet dat er nog nauwelijks later is?

In Vroeger was er later raak je verzeild in de gedachtenstroom van deze recent tot weduwnaar verworden man Paulus, die de laatste maanden van zijn leven doorbrengt in een Rust- en Verzorgingstehuis (RVT)- de plaats waar hij zou moeten genieten van zijn door zijn bezoek bejubelde “welverdiende rust”.
” Zevenhonderdtwintig min vijftien. Kamer 264 is zevenhonderdvijf vierkante meter kleiner dan het huis waar ik met mijn gezin heb gewoond. Ik heb er mijn hele leven voor gewerkt. Nu zeggen ze dat ik mijn hele leven heb gewerkt voor kamer 264.” (pag 60)

Overtuigend toont Vera Marynissen de vernedering die we de oude medemens tegenwoordig maar niet lijken te kunnen besparen.
“Ze denken dat ik er hulp bij nodig heb om oud te worden. Het ging lange tijd vanzelf. …. Dit is het resultaat: ik lig in kamer 264, een kamer met een plastic rolluik tussen bed en wc, met spullen van thuis die iemand anders heeft uitgezocht, ….. ‘Knus, spullen van thuis!’ Ze snijden een mens zijn been af en gebruiken het daarna als prothese.” (pag 76)

Met kleinerende empathie wordt Paulus gedwongen tot de geestdodende routine van het RVT. Door flarden uit zijn agenda, krijg je een beeld van de schrijnende eentonigheid van zijn bestaan. Een eentonigheid bestaande uit een voortdurende opeenvolging van vaste eet- en verzorgingsmomenten, de krant lezen, koffie drinken en op gezette tijd naar bed. Zijn enige dochter, Eva, bezoekt hem elke zondag. Paulus past zich netjes aan, maar er is niets dat hem ontgaat. Zijn observaties doordrongen van ironie en pijnlijk herkenbare onmacht tekenen de tragiek van zijn situatie:
“Slecht humeur, Polleke?’ vraagt de zuster. Waarom doen ze dat toch? Altijd. De zusters. Dat, en roepen in je oor. ‘DAT HET ALLEMAAL WEL GOEDKOMT!’ Terwijl niets nog komt.
Ik had een zwager. Die was stom. Hoe vaak die op een briefje moest schrijven: ‘IK BEN NIET DOOF!’ Hij huilde veel.” (pag 91)

Vera Marynissen hanteert een heldere schrijfstijl, die in het begin wat vreemd aandoet. Toch blijkt er geen betere manier te zijn om je met Paulus te verbinden. Haar korte, krachtige zinnen geven tempo aan het verhaal, maar tonen vooral de vreemde geestessprongen en los-vaste associaties die Paulus door de tijd heen maakt. Verleden en heden lijken zich steeds meer met elkaar te vermengen. Samen met hem raak je verloren in wat is en was; verzeild in de strijd tegen het vergeten. Een strijd waarvan je op voorhand weet hoe die gaat eindigen.
“Hoe lang ik hier moet blijven weet ik niet. Dat het voor altijd is, durft ze niet te zeggen. ‘Voor altijd’ betekent immers niets. ‘Voor altijd’ betekent ‘tot ik hier doodga’. Maar dat kan een kind niet tegen haar vader zeggen.” (pag 58)

Uitgeverij      De Bezige Bij, 2012
Pagina’s        216
ISBN             978 9085 424 314

Recensie door Céline, juli 2018.

 




‘Misverstand in Moskou’ door Simone de Beauvoir

“Een herontdekt meesterwerk van de wereldberoemde feministe Simone de Beauvoir.”

Misverstand in Moskou is een lange novelle, geschreven in 1966-1967, en verscheen voor het eerst in 1992 in het tijdschrift Roman 20-50. Het gaat over een identiteits- en huwelijkscrisis. De hoofdpersonages zijn Nicole en André. Beiden hebben moeite met hun ouder wordende lichaam, maar zij communiceren daar niet over met elkaar. Er ontstaat een crisis. Afwisselend worden hun gezichtspunten belicht. Beide partijen hebben een andere uitleg van dezelfde feiten, waardoor teleurstellingen en vijandigheid ontstaan.

Als gepensioneerden reizen ze van Parijs naar Moskou, naar André’s dochter Masja uit een eerder huwelijk. Nicole voelt zich oud en is jaloers op de relatie van vader en dochter. Ze dacht dat ze nu meer tijd voor elkaars gedachten zouden hebben, want hier in Moskou kenden ze alleen Masja en haar man. In het fotoalbum had Nicole de verschillende gezichten van André gezien op de foto’s, en door zijn opgewekte mond en lachrimpels had hij een jonge uitstraling gehouden. André voelde een diepe genegenheid voor Nicole en Masja, terwijl hij wat betreft Nicole’s getrouwde zoon Phillippe jaloers was, omdat hij vaak tussen Nicole en hem stond. ”In gezelschap van Masja kreeg hij weer romantische gevoelens en zin om nieuwe liefdes te ontmoeten”. Nicole had aangegeven dat ze zich te oud voelde voor de extase van seks en gaf André daarmee een excuus voor liefdesavonturen, maar André zag dat anders: hij voelde zich niet meer begeerlijk voor vrouwen.

Het Misverstand ontstaat doordat André zonder te overleggen besluit om een week langer te blijven. Nicole voelt zich als derde tussen hen in staan. Ja zegt André dat heb ik juist wanneer jij Phillippe meeneemt als we een weekend weggaan. Omdat hij mijn zoon is? Eigenlijk heeft deze reis hen beiden teleurgesteld.

Tijdens de reis zien Nicole en André ook hoe de politiek veranderd is in de Sovjet-Unie. Ze nemen alles nauwlettend op en ergeren zich aan de belachelijke bureaucratie en de culturele politiek. Ze vinden het teleurstellend. Het verhaal legt een nauw verband tussen persoonlijke gebeurtenis en de collectieve geschiedenis.

” Nicole zou een opzienbarend proefschrift schrijven met een leerstoel aan de Sorbonne. Ze wilde bewijzen dat ook de hersenen van vrouwen evenveel vermogen had als die van een man. Dat doet een meisje niet”.   Nicole komt hier tegen in opstand, het levenslot van een rijk huwelijk, parels en bontjassen Zij ging wél studeren.

Misverstand in Moskou is een boeiend en herkenbaar verhaal en gelukkig komt het niet zo ver dat ze uit elkaar gaan. Ze praten alles uit en zijn verrukt dat zij weer zulke goede gesprekken met elkaar kunnen voeren. Het accepteren van de fysieke aftakeling blijkt niet zo eenvoudig. Het uiterlijk speelt in deze tijd een nog een grotere rol dan toen, met allerlei nieuwe technieken op medisch niveau en plastische chirurgie.
Nog steeds een actueel en goed verhaal.

Simone de Beauvoir (Frankrijk 1908-1986) was schrijfster en intellectueel. Hoewel zij zichzelf als filosofe beschouwde, had zij met name veel invloed als feministe. Naast De tweede sekse, haar bekendste boek, schreef ze meerdere romans en essays.
In 1992 is Misverstand in Moskou postuum uitgegeven en in 2014 voor het eerst in een Nederlandse vertaling uitgebracht.

Uitgeverij         De Geus, 2014
Pagina’s           117
Vertaald            uit het Frans door Jan Versteeg (Malentendu á Moscou)
ISBN                 976 9044 533 163

Recensie: Anneke Balk juli 2016