‘Mammie’ door Ronelda Kamfer

Ronelda Kamfer is 16 juni 1981 geboren in Blackheath, op het Kaapse Schiereiland.
Als ze drie is gaat ze bij haar grootouders wonen, op de fruitboerderij. Daar is de plek waar ze leert lezen en waar haar persoonlijkheid wordt gevormd. Ze krijgt een waardenpatroon mee van ‘eerlijk zijn en van anderen behandelen zoals zij door hen behandeld zou willen worden’. Ook het belang van familie wordt benadrukt en het niet altijd met je vingertje wijzen of de omstandigheden de schuld geven. Ze was erg gesteld op haar grootvader, die haar verhalen vertelde.
Op haar tiende komt ze bij haar ouders terug. Ze verhuizen naar Eersterivier op de Kaapse Vlakte, waar ze kennis maakt met de beruchte bendecultuur. Een voorbeeld van wat dat voor haar betekent: voor haar ogen wordt een schoolgenoot dood geschoten.
In 2011 overlijdt haar moeder onverwachts (aan een hersenvliesontsteking), waarover ze indringende gedichten schrijft.
Wanneer Ronelda Kamfer tien jaar is schrijft ze haar eerste gedichten.
Na haar schooljaren werkt ze als verpleegster, kelner en administratief medewerkster.

Maar dan krijgt ze een beurs voor een honneursstudie aan de universiteit van West-Kaap, waar Antjie Krog een van haar professoren wordt. Antjie Krog en Alfred Schaffer stellen een bundel van nieuwe Afrikaanse gedichten samen. Uit de inzending van meer dan vierduizend gedichten worden twee van de gedichten van Ronelda Kamfer uitgekozen, Bedrevenheid en Kunst.
De samenstellers zijn er zeer van onder de indruk hoe zij en andere jonge, Afrikaanse dichters de taal vernieuwen: de Engelse woorden worden in de spreektaal geïntegreerd, zonder nog cursief te staan. Antjie Krog zegt ervan dat de Engelse woorden een ingeslikt deel vormen van de brei van het Afrikaans, die de schrijnende ondertoon met ironie bedekken. En ze zegt dat de dichters erin geslaagd zijn om hun nieuwe wereld in hun gedichten tot een geheel te maken, door de manier waarop ze de taal, die de jeugd spreekt, overdragen op hun poëzie.
Antjie Krog en Alfred Schaffer schrijven hoe jaloers ze zijn op de bruine dichters die over een nog onontgonnen nieuwe woordenschat beschikken, over achtergrond en thema’s die voor de eerste keer in het Afrikaans gehoord worden.

Ronelda Kamfer vindt het achteraf jammer dat ze altijd wegliep wanneer haar moeder en andere vrouwen uitwisselden, onhoorbaar voor de mannen. Ze was geërgerd en bleef er verre van, maar beseft dat ze veel meer over haar taal had kunnen leren, wanneer ze zich bij het intieme, besloten vrouwengroepje had gevoegd. Dan had ze de specifieke uitdrukkingen van de vrouwen gekend, met alle bijbehorende ondertonen. In dit licht is het prachtig hoe ze het verschil tussen de Amerikaanse feministes en vrouwen als haar moeder beschrijft: “In Amerika vochten ze voor gelijkheid en in Afrika vochten ze voor hun leven.” (!!)
Over het Afrikaans zegt ze: “Afrikaans is een taal; mensen moeten er geen issue van maken of Een Grote Strijd. Er zijn belangrijker dingen om over te bakkeleien, zoals het zijn van een goed mens.”

Er is een nieuwe generatie Zuid-Afrikaanse dichters ontstaan aan de andere kant van de emotionele lijn van de segregatie. En wij kunnen, als Nederlanders, nog steeds veel begrijpen van hun taal! Maar zonder vertaling is misverstaan ook snel gebeurd, dus is de Nederlandse vertaling van Alfred Schaffer niet alleen prachtig, maar ook broodnodig. Gelukkig is de Afrikaanse versie niet weggelaten, want die ‘bekt’ zo specifiek anders dan het Nederlands, zodat die erbij gezocht kan worden. Degene die daar behoefte aan heeft, kan de betekenis van de woorden en de eigen klank van de dichter nu zoveel mogelijk bij elkaar brengen.
Ronelda Kamfer opent de bundel met een kort, indrukwekkend gedicht:

Voor de vogels                                            Vir die voëls

ik heb bloed aan mijn handen                  ek het bloed op my hande
van alle vredes die ik bewaar                   van al die vredes wat ek bewaar
ik heb al jaren weggelogen                       ik het al jare weggelieg
om de verloren tijd goed te maken           om op te maak vir verlore tyd
maar                                                            maar
je kunt jezelf niet                                         mens kan net soveel keer
blijven opbranden                                       jouself uitbrand
en opnieuw beginnen                                 en oor begin    (pag 9/89)

Vrede bewaren leidt niet vanzelfsprekend tot schone handen, nee..
Het overkomt onder andere meisjes die door oom, vader of stiefvader zijn verkracht. Maar Ronelda noemt het onrecht bij naam. Daardoor kan het niet meer onderhuids in stilte door blijven vreten. Ze keurt niet in woorden af, maar de manier waarop ze iemands mening of gedrag beschrijft (fel, zakelijk of ironisch), maakt volstrekt duidelijk hoe negatief het resultaat ervan is. Zoals ze haar vriend Jan neerzet in Quagga! (pag.47) Ze begint met de mededeling “mijn vriend Jan is een vrije geest”. Het doet denken aan Sheakespeare’s ‘but Brutus is an honerable man’. Doordat ze hem uiteindelijk bevraagt, blijft er niet veel over van zijn prachtige vrijheid van geest. Ook hoe ze zichzelf ondermijnt met drugs en drank brengt ze aan het licht.(pag. 21, 38, 45, enz.) En in Gertruida (pag. 74) beschrijft ze hoe de emotionele verwondingen van haar moeder maakten dat ze bang – en met een gebroken hart stierf. Ze beëindigt het gedicht met:
“ik raap de glasscherven op
en begraaf ze onder mijn huid”
Een hartverscheurend, ultrakort verslag van wat heel wat dochters op de een of andere manier doen.

Het gedicht ernaast, ‘De bomen bloeien’, gaat over een grote appelboom, die bij haar grootouders altijd zo mooi bloeide en haar dan deed denken aan het kapsel van haar moeder, zodat ze moest huilen. Alle bloesem van die boom gaat mee in het graf van haar moeder
“omdat zij voor mij de Lente was
en ik het niet meer
nodig had”

Ronelda Kamfer heeft aan de ene kant eindeloos mededogen met haar moeder en aan de andere kant wenst ze haar moeder ronduit toe, dat die maar niet in vrede mag rusten. De verschillende kanten vormen haar waarheid, haar werkelijkheid. Alleen de werkelijkheid is levend, beweegt en zit vol energie, die kan veranderen, helen.
Dat haar moeder deze weg nog niet kon inslaan is verbijsterend duidelijk aan het eind van ‘Stanleymessen’ te lezen. (pag. 29)

Uitgeverij        Podium, 2017
Pagina’s          128
Vertaald           uit het Zuid-Afrikaans door Alfred Schaffer (Hammie)
ISBN                978 9057 598 739

Recensie door Maud Ockers, december 2017