‘Wolf’, 13 essays over de vrouw, samengesteld door Maartje Laterveer

Dertien essays over de vrouw

De vraag wat het betekent om vrouw te zijn en tot vrouw gevormd te worden is niet in één boek, laat staan in één essay, te vangen. Daarvoor lopen de ervaringen en inzichten van vrouwen te ver uiteen. Een essay leent zich goed voor deze vraag, omdat het als schrijfvorm onderzoekend, associërend en bovenal persoonlijk is. Een essay kan veel uiteenlopende vormen aannemen en hoeft geen definitieve conclusies te trekken. Dat geldt ook voor de zoektocht naar en de ontdekking van het vrouw zijn. Het genre is daarom een heel prettige keuze voor een boek als Wolf, een collectie van 13 essays over “de vrouw”, geschreven door 13 Nederlandse vrouwen en samengesteld door schrijfster en journaliste Maartje Laterveer. Door de persoonlijke insteek en variatie aan perspectieven is de bundel zeer de moeite waard. De essays zijn helder en toegankelijk geschreven.

De 13 essays behandelen allemaal andere aspecten van de vraag wat het betekent om vrouw te zijn, en om feministe te zijn. Marja Pruis bijvoorbeeld zet de verschillen van de oude garde feministen en jongste generatie van de #MeToo-beweging uiteen: hoe ze kijken naar macht, seksueel overschrijdend gedrag en seksualiteit. Dat“het ongemak van (…) haar generatie heeft plaatsgemaakt voor de overtuiging dat het simpelweg een grondrecht is van vrouwen om niet te worden lastiggevallen” is als verschuiving aan te merken in het essay van Herien Wensink. Zij onderzoekt hoe haar beleving van ongewenste aandacht van mannen verandert met toenemende ruimte voor woede in haar reactie daarop. En ook waarom woede geen deel is van het emotionele palet dat van de vrouw verwacht noch gedoogd wordt door de samenleving.

De meest prikkelende en interessante essays nemen de lezer mee in een persoonlijke zoektocht naar en ontwikkeling van hoe de schrijfster zich verhoudt tot het vrouw zijn. Zo onderzoekt Bo van Houwelingen haar identiteit als zwalkende feministe, tussen “de vrouwenzaak en de bruidsjaponnenzaak. (…) Tussen weten dat feminisme een urgent thema is, en voelen dat ik geen zin heb in de consequenties van het doordenken ervan”. Yaël Vinckx schrijft over hoe voor haar emancipatie gelijk stond aan keihard carrière maken, kosten wat het kost en waar dit ten koste van ging. Zo laten ze zien dat de zaken vaak genuanceerder en persoonlijker liggen dan we soms denken.

Het voor mij meest interessante en verrassende essay is geschreven door Naema Tahir, een Brits-Nederlandse schrijfster en juriste van Pakistaanse origine. Ze schrijft over hoe ze zich als westerse feministe identificeert. Het feminisme waarvan individuele vrijheid en autonomie het streven zijn. Dit staat dwars op traditionele groepsculturen, waarin vrouwen afwegingen moeten maken tussen hun individuele ik en de wensen van de groep. Ze begint gaandeweg meer begrip op te doen voor deze overweging en het niet willen afstoten van de gemeenschap. Ze doet promotieonderzoek naar het huwelijk in groepsculturen en de keuzevrijheid van vrouwen daarin. Daarmee prikkelt ze de interesse: hoe brengen vrouwen dat in balans? Wat is de waarde van de groep ten op zichte van het individu? Na het prikkelen van de interesse komt het essay helaas wat abrupt tot einde. Voor dit en andere essays was een hogere woordenlimiet soms welkom geweest, om iets meer diepgang toe te laten en het verder uitpakken van de gedachtestroom van de schrijfster.

Waar Wolf voor mij tekort schiet is het gebrek aan inzicht over en van vrouwen die niet in een vrouwelijk lichaam geboren zijn: de transgender vrouw.[1] Alle essays beginnen impliciet bij de vrouw die in een vrouwenlichaam geboren wordt. De omslag citeert het idee van Simone de Beauvoir dat de vrouw niet als vrouw geboren wordt maar tot vrouw wordt gemaakt.[2] Veel essays bespreken dit in het kader van hoe het vrouw zijn wordt gevormd door verwachtingen en sociale normen in de samenleving, de media en popcultuur, en hoe dit verandert of hoe ze zich hier zelf tot verhouden. Ze onderzoeken niet wat de rol van het lichaam zelf is.

Alleen Emy Koopman vraagt zich af wat een vrouw is zonder de vrouwelijke organen. En deze enkele bespreking van de vraag of een biologisch vrouwelijk lichaam bepalend is voor het vrouw zijn, schiet mijns inziens tekort. De passage bespreekt alleen de genetische afwijking, het MRKH-syndroom, waarbij iemand met eierstokken maar zonder baarmoeder en vagina geboren wordt: “als we voorbij de baarmoeder en de vagina kijken, levert dat meer vrijheid op. Als we niet zo’n nauw omschreven beeld hebben van wat een ‘vrouw’ is, dan zouden de mensen met het MRK[H]-syndroom wellicht ook niet de wens hebben om een ‘echte vrouw’ te worden”. Daarmee negeert ze dat veel transgender vrouwen ervaren dat ‘vrouw zijn’ niet wordt bepaald door het lichaam waarmee je geboren wordt. Dat dit inzicht noch de ervaringen van deze groep vrouwen aan bod komen is jammer, vooral vanwege het stigma en onbegrip waar transgender vrouwen elke dag mee te maken hebben. Misschien kan dit in een tweede bundel over deze tijdloze vragen meer aandacht krijgen.

Uitgever           Atlas Contact, 2019
Pagina’s           197
ISBN                 978 90 450 3783 7

Recensie door Laura Brouwer, januari 2021

[1]Transgender Netwerk Nederland definieert een transgender vrouw als iemand “identificeert zich als een vrouw maar werd bij de geboorte voor jongen/man aangezien en stond als zodanig geregistreerd.” Overigens zou het nog interessanter geweest zijn om de ervaringen en inzichten van transgender mensen die zich niet als man noch vrouw identificeren mee te nemen in de bundel. Zie: https://www.oneworld.nl/lezen/seks-gender/lhbti/zo-spreek-je-transgender-personen-op-de-juiste-manier-aan/.

[2]Simone de Beauvoir, de tweede sekse, 1949




De hoogste tijd: een eeuw vrouwenkiesrecht

door Monique Leyenaar, Jantine Oldersma en Kees Niemöller

In Nederland wordt al sinds 1814 gestemd door mannen van adel, en sinds 1850 mocht worden gestemd door mannen van boven de 23 met landbezit en die genoeg belasting betaalden. Daarna werd er decennia lang actie gevoerd voor het vrouwen- en algemeen kiesrecht. Het is in 1919 dan ook ‘de hoogste tijd’ dat vrouwen het actief kiesrecht krijgen. In 1917 werd het passief kiesrecht voor zowel vrouwen als mannen ingevoerd, maar het actief kiesrecht werd alleen opengesteld voor mannen.
Het gelijknamige boek, De Hoogste Tijdvan Monique Leyenaar, Jantine Oldersma en Kees Niemöller vat de strijd voor het vrouwenkiesrecht en de gevolgen ervan in de afgelopen honderd jaar samen.

In het laatste hoofdstuk maken de auteurs de balans op: ‘En nu?’
Ook al is de vrouwelijke vertegenwoordiging in het parlement in de laatste decennia over het algemeen toegenomen, het is bij lange na geen 50/50 (sinds 2017 bezetten mannelijke politici 64% van de zetels). Er worden twee uitdagingen aangekaart. Allereerst de verschillende (en soms tegenstrijdige) eisen die in de media en in het publiek aan vrouwelijke politici worden gesteld vergeleken met hun mannelijke collega’s. Ten tweede komt met de opkomst van rechts-populistische partijen (die voornamelijk mannen aanstellen) ook meer ‘vrouwenhaat’ voor in de politiek en op sociale media. Maken we in Nederland, ondanks deze uitdagingen, een kantelpunt mee? Naar meer vanzelfsprekendheid van gelijke vertegenwoordiging en misschien zelfs een vrouwelijke premier? De conclusie: de ingrediënten zijn aanwezig, en dat hebben we toch vooral aan een honderd jaar vrouwenkiesrecht te danken.

In mijn ogen eindigen ze hier op een zwakke manier, zoekend naar een positief inzicht om de laatste zin mee af te sluiten. Natuurlijk hebben we veel te danken aan een een eeuw vrouwenkiesrecht, en aan alle vrouwen (en mannen) die zich daarvoor hebben ingezet. Net zoveel hebben we te danken aan alle mensen die zich sindsdien hebben ingezet voor meer gelijkwaardigheid tussen mannen en de vrouwen. Dat is nu beter dan ooit. Echter, het kan en moet vele malen beter. En dat laat dit boek ook zien: het is helemaal niet zo vanzelfsprekend dat vrouwen (kunnen) kiezen om de politiek in te gaan, of daarin worden gesteund. Tot aan de jaren tachtig overheerste de instelling: ‘één vrouw is wel genoeg.’ Als er een paar vrouwen zaten dan waren ze vertegenwoordigd. Over de jaren negentig beschrijven de auteurs de neergang van het emancipatiebeleid door de aanname dat de vrouwenemancipatie eigenlijk wel voltooid was. En meer recentelijk: vrouwelijke lijsttrekkers van de grootste partijen zien we niet veel. In de samenleving gaan vrouwen 39% minder verdienen dan mannen na de geboorte van hun eerste kind: ze gaan in veel hogere mate in deeltijd werken, gedreven door gendernormen.[1]De auteurs van De Hoogste Tijdhadden dus best een stevigere en meer kritische conclusie mogen trekken.

Het boek biedt wel een duidelijk en belangrijk overzicht van hoe de strijd voor het vrouwenkiesrecht zich heeft afgespeeld. Er is daarin oog voor de spanningen tussen de vrouwenorganisaties en socialistische arbeidersorganisaties. Deze laatste willen zich wel sterk maken voor universeel mannenkiesrecht, maar vinden vrouwenkiesrecht een verloren zaak. De auteurs trekken interessante parallellen naar de strijd voor vrouwenkiesrecht op andere nationale tonelen. Ook de analyse van wat er daarna gebeurt is hoogst relevant. Het toont de lezer hoeveel we als vanzelfsprekend beschouwen: tot ver na de oorlog was het niet vanzelfsprekend dat vrouwen überhaupt welkom waren in de politiek, en zeker ook de opvattingen die er breed samenleving leefden (en in vele gevallen nog) over de rol van de vrouw in ruimere zin. Het is daarmee de moeite waard om onze kennis hiervan te verdiepen. Voor mij is dat de grootste verdienste van dit boek.

De auteurs hadden echter het lezen een stuk aantrekkelijker kunnen maken. Het is helaas soms langdradig, mist een analytisch verhalende draad en is niet prettig opgemaakt. De auteurs gaan soms pagina’s lang in op details van bijvoorbeeld alle verschillende organisaties die iets te maken hadden met de strijd vrouwenkiesrecht, zonder daar een rode draad doorheen te breien. Dit maakt het soms moeilijk te volgen en droog om te lezen. In het hoofdstuk over hoe vrouwen stemmen gaan ze lang door over verschillen tussen hoe mannen en vrouwen stemmen, nadat ze eerst hebben uitgelegd dat deze verschillen niet statistisch significant zijn (wat inhoud dat we er niet met genoeg zekerheid vanuit kunnen gaan dat er daadwerkelijk een verschil is). Data, zoals het percentage vrouwen in de Tweede Kamer, worden in tabellen gepresenteerd in plaats van meer overzichtelijke en toegankelijke grafieken. Het voelt dan meer als een opsomming van gebeurtenissen dan een inzichtelijke analyse. Desondanks geeft het een goed inzicht in de strijd voor en gevolgen van het vrouwenkiesrecht.

Uitgeverij         Athenaeum, 2019
Pagina’s          301
ISBN                978 9025 310 011

Recensie door Laura Brouwer, december 2019

[1]De Correspondent, 14 September 2019. https://decorrespondent.nl/10515/dit-is-de-belangrijkste-bron-van-ongelijkheid-tussen-man-en-vrouw-in-nederland-babys/1294837057470-9187e712