‘De goede minnaar’ door Steinunn Sigurðardóttir

Er was eens een welgestelde man die zijn jeugdliefde maar niet kon vergeten. Hij reisde de hele wereld over om het hart van deze Una opnieuw te veroveren. Zij besluit alles achter zich te laten, gaat hem mee… en ze leefden nog lang en gelukkig.

De goede minnaar kan gelezen worden als een hedendaags sprookje over Karl Astason die, nadat zijn jeugdliefde Una (naast zijn vroeg overleden moeder Asta-mama de enige vrouw van wie hij ooit heeft gehouden) het plotseling uitmaakt, halsoverkop naar New York vertrekt. Zeventien jaar later lijkt deze Karl een geslaagd leven te leiden; hij is steenrijk, bezit twee mooie huizen op prachtlocaties, baadt in luxe en heeft vele “geliefdes”. Maar het is allemaal kunstmatig, inhoudsloos. Niets en niemand kan diegenen die hij liefhad, die hij aanbad, vervangen. Zonder hen is hij naar eigen zeggen een man zonder toekomst, en het leven leeg en onbeduidend.

Karls moeder heeft hem als kind keer op keer ingeprent hoe bijzonder, hoe ‘wonderbaarlijk’ hij was. Ze wilde dat hij perfect was, zei dat hij perfect was, en zijn hele leven probeert hij aan deze verwachtingen te voldoen. Hij gedraagt zich (ogenschijnlijk) onberispelijk, doet alles volgens de etiquette en met glans – ook simpele, alledaagse handelingen als koffiezetten of zijn schoenen aantrekken. Hij stelde dan ook geen vragen toen Una het plotseling uitmaakte, maar gedroeg zich zo correct mogelijk; drong niet aan, schreeuwde niet, maar accepteerde het zonder protest.

In zekere zin blijft Karl zijn hele leven trouw aan zijn grote jeugdliefde. Hij heeft na Una nooit meer een relatie gehad, enkel (vele) vluchtige onenightstands. Hij is de ‘perfecte’ minnaar van vele honderden vrouwen, maar het licht moet altijd uit en bij iedere vrouw met wie hij het bed deelt stelt hij zich Una voor. Zelf wil hij niet bevredigd worden. Hij richt zijn huizen in naar Una’s smaak “zonder ook maar één minuut te geloven dat ze bij hem terug zou komen, zonder zich voor te stellen dat zij ooit zijn vrouw zou worden, in de toekomst, als het heden tegen alle verwachtingen in zich verwaardigen de hele weg ernaartoe zigzaggend te verlopen” (p. 123).

Karl is een romanticus, een echte gentleman en perfecte minnaar, maar ook een egocentrische narcist met oogkleppen op. Van de gevoelens van anderen lijkt hij zich totaal niet bewust. Hij denkt zich hoffelijk en als een echte heer te gedragen tegenover de vrouwen met wie hij het bed deelt, maar tegelijkertijd stelt hij zich –onbewust– juist denigrerend op en breekt het ene vrouwenhart na het andere. Gelijkwaardigheid ontbreekt, eigenlijk in al zijn “relaties”. Zelfs in zijn relatie met Una, zou je kunnen zeggen. Want houdt hij eigenlijk niet meer van het door hemzelf gecreëerde droombeeld van Una dan van Una als de persoon die ze is? Hoewel Karl er standvastig van overtuigd blijft dat Una voor hem de ware is, roept Sigurðardóttir tussen de regels door de vraag op hoe oprecht deze liefde is. Karl kent deze vrouw die hij zeventien jaar niet gezien of gesproken heeft immers eigenlijk maar amper, en bovendien probeert Karl Una’s smaak, die nogal blijkt te verschillen van de zijne (Una geeft de voorkeur aan eenvoudige restaurants en is van mening dat kleding en schoenen vooral comfortabel moet zitten – een groter contrast met Karl is er bijna niet), met “geraffineerde methodes” te beïnvloeden. Maar maakt dit hem tot een liefhebbende perfectionist, of tot een megalomane narcist?

Ergens lijkt het allemaal nogal artificieel, maar Karl lijkt zich hoe dan ook van geen ‘kwaad’ bewust. Ook zijn eigen dure smaak lijkt iets geforceerds en zelfopgelegds. Hij wil perfecter zijn dan hij in werkelijkheid is en onderwerpt zich aan zijn eigen regels, zijn zelfopgelegde maatstaf. Zijn geliefdes moeten bijvoorbeeld aan een bepaald kenmerkenlijstje voldoen, ze moeten elegant, gaaf en slank zijn, “[dat] was zijn maatstaf, maar jammer genoeg had hij een zwak voor vrouwen die aan de mollige kant waren, met weelderige vormen. Hij vond die neiging aan het abnormale grenzen en daarom koos hij bijna altijd slanke geliefdes uit” (p. 38).

Zelfs Una voldoet eigenlijk niet (meer) aan zijn –zelfopgelegde– ideaalbeeld en is niet zo perfect als in zijn herinnering: “zelfs door de onbelichte extase heen herkende Karl Una’s lichaam niet als dat van toen. Haar buik was volumineuzer geworden en haar borsten waren niet meer hetzelfde. Ze waren groter en breder. Het was een teleurstelling die hij met een bittere nasmaak in de mond puur lichamelijk voelde” (p. 125 – mijn cursivering). En perfectionist en ijdel als Karl is, kan hij niet gewoon dolgelukkig zijn dat Una halsoverkop, midden in de nacht besluit alles achter zich te laten en met hem mee te gaan, maar stoort hij zich ook aan haar snel bij elkaar geraapte kleding. So much for echte liefde.

Toch lijken Karl en Una gelukkig samen. Ze hebben genoeg aan alleen elkaar en leven afgeschermd van de buitenwereld in hun zelfgecreëerde sprookje. Tot Karls schrik wordt dit sprookjesachtige geluk echter verstoord doordat zijn gedachten af en toe afdwalen naar Doreen Ash, een in ‘moederszoontjes’ gespecialiseerde psychiater met wie hij ooit het bed deelde, ondanks dat zij alles behalve aan zijn zelfopgelegde ‘standaard’ voldoet. Ze praat hard, heeft een “raspende rokersstem”, drinkt te veel en “wist zich in het bed niet te gedragen”. (p. 51). En juist aan deze vrouw vertelt hij dingen over zijn moeder die hij nooit anderen verteld heeft. Una en Karl praten daarentegen opvallend genoeg amper met elkaar, écht praten lijkt hij alleen met Doreen te doen (en eerder met zijn moeder….) Doreen is ook de vrouw tot wie hij zich wendt voor advies alvorens hij besluit daadwerkelijk contact met Una te zoeken. Ze speelt niet alleen een cruciale rol in Karls leven, maar via de blik van dit personage krijgt de lezer ook een meer genuanceerd beeld van Karl – een sterke keuze van de auteur.

In deze prachtig vormgegeven (!) roman schetst Sigurðardóttir een veelzijdig en fascinerend beeld van haar protagonist, en laat ze zien hoe dun de scheidslijn romantiek en narcisme, tussen perfectie en imperfectie en tussen de ware liefde en sprookjesliefde kan zijn. . Ik heb De goede minnaar met veel plezier gelezen.

Uitgeverij          World Editions, 2014
Pagina’s           250
Vertaald            uit het IJslands door Marcel Otten  (Góði elskhuginn)
ISBN                 978 9462 370 371

Recensie door Kyra, januari 2015