‘De Gelukkigen’ door Kristine Bilkau
Wat is er eerst? Het falen? Of de angst voor het falen? Dat is de vraag die boven de regels blijft hangen bij lezing van De gelukkigen. De roman is een debuut van journaliste Kristine Bilkau. Ze beschrijft het leven van dertigers Isabell en Georg en hun kleine zoontje Matti. Isabell is celliste, Georg journalist. Ze wonen in het appartement waarin Isabell is opgegroeid. Isabell is bezig om het kamertje voor Matti een nieuw verfje te geven. Het appartementengebouw staat in de steigers, er is zeildoek voor gespannen, alsof het een grote boot is. Als de zeilen worden verwijderd, verschijnt een opgefrist gebouw, geel geschilderd, met een kroonluchter in de hal. De boot is opgetuigd voor grotere, snellere en ruwere zeeën, net als de hele wijk, die steeds luxer wordt. De naam wordt niet expliciet genoemd, maar het beeld van Berlijn doemt op, een stad die als zovele steden een razendsnelle gentrificatie doormaakt.
Falen, of angst voor falen? Isabell’s hand begint te trillen als ze een solo moet spelen bij het musical-orkest waaraan zij is verbonden. Aanvankelijk lichtjes, bijna ongemerkt. Ze houdt zichzelf voor dat ze zich geen zorgen moet maken. Maar gaandeweg wordt het trillen steeds duidelijker en valt niet meer te ontkennen. Georg werkt als redacteur bij een krant. Gedrukte media krijgen het moeilijker, ook zijn krant, er dreigt een reorganisatie. Georg denkt aan verhuizen en bekijkt sites.
De Gelukkigen snijdt op overtuigende wijze een sociologisch thema aan en wordt daarom ook wel een generatieroman genoemd. De onbegrensde mogelijkheden van de jaren negentig zjin doorgeprikt. Isabelle en Georg, als dertigers in die periode opgegroeid, merken daar nu de gevolgen van. Zij niet alleen overigens. Maar zij zijn extra belast met de gedachte dat je geen fouten mag maken, want falen is mislukken. De reacties van Isabell en Georg werken twee mogelijke reacties uit. Isabell zoekt het in ontkenning, doen alsof er niets aan de hand is. Zij droomt weg bij een Facebookpagina van een gelukkig gezinnetje in Amsterdam. Georg gaat op zoek naar alternatieven, zoals verhuizen en droomt weg bij huizen-sites.
Maar er is meer. Beiden zoeken een verhouding met de plek waar zij vandaan komen. Isabell met haar ouderlijk huis en Georg met zijn moeder. Die woont vlakbij, achter een raam vol cactussen in wat ooit een electronicawinkel was. Georg brengt plichtmatige bezoekjes, Isabell vermijdt die zoveel mogelijk. Als zijn moeder overlijdt en Georg thuis doodziek en gebroken door geldzorgen op de bank ligt lijkt er iets te verschuiven bij Isabell. Zij ziet de situatie onder ogen en komt in actie. De vraag naar de relatie tussen falen en angst voor falen schuift zij als niet-relevant terzijde. Daarmee beschrijft deze roman ook de ‘coming of age’ van Isabell. Ze verzoent zich met haar rol als schoondochter en moeder, vult die actief in en helpt daarmee Georg om een nieuw evenwicht te vinden. Deze ontwikkeling zet aan het eind van het boek wel erg snel in en beweegt zich daarmee naar mijn smaak op de rand van psychologische geloofwaardigheid.
Deze roman gaat desondanks niet alleen over dertigers in onzekere tijden maar zeker ook over verzoening. Verzoening met het feit dat het leven niet perfect is, dat mislukken geen falen hoeft te zijn. Kristine Bilkau legt in het VPRO-programma Boeken een aardige verbinding naar haar eigen schrijverschap. Als je schrijft, zegt ze, maak je doorlopend fouten maken en begin je weer opnieuw. (http://www.vpro.nl/boeken/programmas/boeken/2016/22-mei.html, vanaf 14.52 min.)
Uitgeverij Cossee, 2016
Pagina’s 320
vertaald uit het Duits door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen (Die Glücklichen)
ISBN 978 9059 366 428
recensie door Ine van Emmerik, november 2016