‘De wereld waar ik buiten sta’ door Hanny Michaelis

Oorlogsdagboek, 1942 – 1945

Hanny Michaelis werd in 1922 in Amsterdam geboren in een liberaal joods gezin. Ze overleed in 2007, ook in Amsterdam.
Ze behaalde in 1941 haar einddiploma op het Vossius-gymnasium. Haar verzamelde dagboeken over de laatste jaren op het gymnasium, 1940 – 1941, zijn uitgegeven onder de titel Lenteloos Voorjaar, en onlangs ook op deze website besproken.

In de crisistijd hadden haar vader én haar moeder zo goed mogelijk voor inkomen gezorgd. Toch werd dat uiteindelijk onmogelijk, zodat ze van de steun moesten leven. Haar vader was als 17-jarige conservatoriumstudent uit het Duitse Königsberg (nu Kaliningrad, Rusland) naar Nederland gekomen, omdat hij hier voor de hoedenfabriek van familie kon komen werken. Duitsland bevond zich immers in een diepe crisis. Later zal hij zijn dochter Hanny leren pianospelen. We lezen in de dagboeken hoeveel ze van zijn spel houdt en hoe ze samen vierhandig spelen. Hij brengt ook zijn liefde voor literatuur op haar over, zodat ze op de lagere school al begint met gedichten schrijven. Met haar Amsterdamse moeder, Gonda Michaelis, kibbelde Hanny vaak, omdat die vond dat ze niet zo gemakzuchtig moest zijn. Later begreep ze pas, hoeveel ze van haar moeder hield.

Het vervolg van de dagboeken in De wereld waar ik buiten sta begint op 1 januari 1942, wanneer ze gaat inwonen bij het gezin van de schrijfster Jeanne van Schaik-Willink. Door kost en inwoning mét een inkomentje, kan ze haar ouders financieel bijstaan. Op zondag is ze vrij en ’thuis’.
Er worden steeds meer joden zogenaamd ’tewerk gesteld’ in Duitsland, maar haar ouders lijken daarvoor niet in aanmerking te komen. Wanneer Hanny wordt opgeroepen om zich als jodin te melden, helpen vrienden haar met onderduiken. Ze zal haar ouders niet meer terugzien, want die worden toch afgevoerd. Ze denken dat ze gaan werken, en dat hoopt Hanny ook. Ze hoort pas na de oorlog dat haar ouders meteen op de avond van aankomst in Sobibor zijn vergast.

Wat in de dagboeken van Hanny Michaelis meteen opvalt is de soepele, heldere manier van schrijven.

Ze is 19 jaar en heeft moeite met haar rol als dienstmeisje voor dag en nacht, wetend dat zij een hogere schoolopleiding heeft dan de kinderen in dat gezin. Het is krenkend en zwaar voor haar dat ze meestal niet welkom is bij bezoekjes van schrijvers en andere kunstenaars, terwijl ze wel achter de schermen zorgt en versnaperingen binnenbrengt. Ze verlangt naar kennismaking met deze mensen en naar goede gesprekken en uitwisseling, maar ze hoort er niet bij, ze staat erbuiten. Wel wordt ze hevig verliefd op de getrouwde professor Nico Donkersloot, die daartoe aanleiding gaf, maar hij maakt haar duidelijk dat het niets gaat worden.

In de onderduik gaat ze van adres naar adres. Overal als dienstmeisje, met haar aangenomen naam op een vervalst paspoort. In haar jeugdigheid levert ze in haar dagboeken harde kritiek op wat ze ‘dom’ vindt in mensen.
Ze went aan het harde, huishoudelijke werk en gaat daar zelfs van genieten. Ze hoopt op een snel huwelijk, waarin ze die verworven hoedanigheden zal kunnen gebruiken. Wanneer ik dat lees, besef ik hoe deze wens anno 2018 anders is ingekleurd. Er zijn wel jongens op wie ze verliefd zou kunnen worden, maar ze beseft tegelijkertijd dat dat is uit gebrek aan keuze, zodat ze afstand houdt.
Op alle onderduikadressen komt ze bij diep gelovige christenen. Dat valt haar zwaar, want ze kán niet op die manier geloven, hoezeer ze ook de waarde van het gedachtegoed inziet. Wel ontdekt ze de geweldige verhalen en taal uit de bijbel. En ze beseft hoe deze mensen hun leven op het spel zetten om haar en anderen te laten onderduiken. Als ze ernaar vraagt, krijgt ze ten antwoord, dat het vanuit hun christelijke plicht is. Dat kan ze niet begrijpen. Ze zou zo graag verbondenheid willen voelen en mist haar ouders, die als enigen in de hele wereld van haar houden en bij wie ze zonder enig voorbehoud hoort. Wanneer ze tegen het eind van de oorlog even denkt over bekering, houdt een door haar gerespecteerde dominee haar tegen en raadt haar aan om te wachten tot het vrede is.

Wat vooral opvalt in wat ze schrijft is hoe ze haar eigen gedrag en dat van anderen onder de loep neemt en overpeinst. Hoe ze afstand kan nemen van wat ze als haar recht voelt, en hoe ze de realiteit onder ogen ziet en er het beste van maakt.

Gelukkig stond in bijna alle huizen wel een piano, waar ze op mocht spelen. Dat deed ze dan ook dagelijks, wat regelmatig tot irritatie leidde bij de bewoners.
Het is frappant hoe snel het dwepende meisje naar de achtergrond verdwijnt. Dat komt nog wel eens terug, wanneer ze fantaseert in haar dagboek, afgeschermd van de realiteit van haar dagelijkse leven. Ze verlangt naar overgave aan een man van haar keuze. Intussen komen almaar berichten binnen over de snel eindigende oorlog, terwijl je als lezer weet hoe lang dat nog gaat duren. In februari 1945 zijn er nog razzia’s op mannen in Leiden, waar ze dan verblijft.

Het is onverdraaglijk dat het dagboek ineens eindigt. Er komt dan: “Wat volgde“, waarin staat dat Hanny Michaelis op 7 augustus 1945 pas begon met opnieuw een dagboek bij te houden. Maar de manier van schrijven is daar veranderd. Het is een samenvatting van de situatie geworden. Niet dat je die gegevens niet verslindt, want je wilt weten hoe het verder ging en hoe ze terug kwam naar een gewoon leven. Alleen, dat gewone leven bestond niet meer. Het is een anticlimax, zoals die er in de realiteit ook zal zijn geweest.
Met alle hoop en verlangens komt ze terecht bij haar ouderlijk huis, waar andere mensen tussen de spullen van haar ouders (dus van haar) wonen en waar een nauwelijks bedekte vijandigheid heerst. Maar ze komt ook bij een linnenkast van een betrouwbaar iemand, die alle lakens heeft bewaard en die beslist wil dat ze die allemaal meeneemt, al heeft Hanny nauwelijks een bed om ze op te gebruiken. Er heerst veel onverschilligheid.

Van de dagelijks nodige, moeilijke aanpassing komen we bij het grotere overzicht, dat afstandelijker voelt en dat ook is. Er is niemand bij wie ze onvoorwaardelijk hoort. Het achterliggende gevaar is weg. De urgentie van zwijgen en gehoorzaamheid is verdwenen. Hanny Michaelis gaat in de chaotische vrijheid, die wat kaal overkomt, op zoek naar wie er in leven zijn, waar ze kan verblijven en hoe ze haar brood kan gaan verdienen. En dat maken we niet meer mee in haar intieme schrijfstijl. Zij gaat haar eigen leven leren leiden en wij kijken niet meer vrijwel dagelijks mee.
Dat gemis is wennen!!

Uitgeverij       Van Oorschot, 2017
Pagina’ s        1060
ISBN               978 9028 261 815

Recensie door Maud Ockers, juli 2018