‘Mijn Nachten met Spinoza’ door Els Moors
In Els Moors’ roman Mijn Nachten met Spinoza ontstaat er een prikkelend spanningsveld tussen de twee centrale figuren: de schrijfster zelf en Baruch Spinoza. De laatste is uiteraard niet fysiek aanwezig, maar vormt de essentiële onderstroom van Els Moors’ auto-fictief werk. In de roman onderwerpt ze zichzelf aan een minutieus zelfonderzoek en legt de worstelingen bloot met de verschillende delen van het zelf, die onvrijwillig de overhand kunnen nemen en die maar wat lastig te corrigeren zijn: verlangens, begeerten, driften, hartstochten, angsten, wellusten, schaamte etc.
Hierin krijgt de dynamiek tussen Els Moors en Spinoza haar vorm, aangezien Spinoza in zijn Ethica fel van leer trekt tegen de mens die zich laat onderwerpen aan zijn affecten: “De menselijke onmacht om affecten te beteugelen en te onderdrukken noem ik slavernij ” (zie 1) De juiste manier om je te wapenen tegen dit knechtschap van de affecten is het zorgvuldig inzetten van de ratio om te kunnen onderscheiden wat goed en nuttig is voor de mens. Als de verlangens in het leven de overhand nemen is dat volgens hem natuurlijk alles behalve nuttig en moet er een robuust, rationeel afweermechanisme in stelling worden gebracht. Deze rationele interventie is essentieel voor Spinoza en hij stond erom bekend dat hij zijn eigen leefregels consequent naleefde en op deze manier een authentieke vorm van geluk verwierf.
In haar roman zet Els Moors zich echter af tegen deze, in haar ogen, veel te mechanistische en wiskundige manier van leven. Over het algemeen ontsnapt volgens haar het menselijk bestaan aan een dergelijk strenge beteugeling van al die duw- en trekbewegingen van onze affecten. Ze biedt juist enige speelruimte aan de verlangens en driften, of ze betracht ze althans met wat meer mildheid. Hierin is ze openhartig en onverbloemd en bovendien emancipeert ze in wezen de lusten die vrouwen evengoed in hun grip kunnen hebben, maar typisch aan mannen worden toegeschreven. Zo biedt ze tegenwicht aan Spinoza’s wiskundige mens, en schetst ze een mens (zichzelf) vol tekortkomingen, tegenstrijdigheden en hardnekkige driften. En daar is precies waar, volgens haar, het leven zich voornamelijk afspeelt; in de myriade kronkels van het bestaan, en in plaats van deze altijd maar glad te willen strijken, kunnen ze juist een bron van onverwachte schoonheid, creativiteit en priemende ironie zijn.
Het is geen gemakkelijke boek om te lezen. De vorm biedt een ander houvast dan dat we van een roman gewend zijn. Het boek is in de 48 affecten van Spinoza die als kapstok dienen voor Moors’ beschouwingen en bespiegelingen. Elke dag mijmert ze over een affect en gebruikt deze als kader om bepaalde momenten en gebeurtenissen te overpeinzen. Er is dus geen typische verhaalstructuur met een spanningsboog, en hiermee verzet de schrijfster zich tegen het interpreteren van het (of haar eigen) leven als verhaal. Uiteraard is er wel een verhaal uit te destilleren; dat van een vrouw die na een alles verscheurende liefdesbreuk zichzelf moet herontdekken en haar identiteit als vrouw in verhouding tot vrienden, familie, andere mannen, en in therapie moet herbevestigen. Dit zou gemakkelijk in een conventioneel verhaal gevat kunnen worden, maar Els Moors werkt dit tegen om aan te tonen dat het echte leven zich moeilijk in een narratieve spanningsboog laat vatten, ook al hebben we de neiging om het retrospectief zo te interpreteren. Ze toont via vorm en inhoud dat het leven fragmentarisch is, met gedachten en acties die alle kanten op kunnen springen en waar niet per se ieder detail gerelateerd is aan het geheel.
Deze nieuwe vorm, gekadreerd door de 48 affecten van Spinoza, is uiteraard ook vrij rigide, maar rijmt goed met de verhouding tussen haar schrijverschap en haar werkelijkheid. Els Moors boog zich iedere ochtend, gedurende 48 dagen over een van de affectent. De ‘roman’ laat zich dan het beste lezen als een dagboek waarin scherpe analyses en diepgravende beschouwingen worden afgewisseld met alledaagse gebeurtenissen. De relatie en dynamiek tussen het schrijven over de werkelijkheid en de werkelijkheid an sich krijgt op deze manier reliëf en doet denken aan het immense project Mijn Strijd van Karl Ove Knausgård of de dagboeken van Witold Gombrowicz.
De kracht van Mijn nachten met Spinoza is dat het geen filosofische verhandeling of academisch commentaar is op Spinoza’s Ethica, maar een bespiegeling over de inbedding van zijn denken in het moderne leven volgens Moors. Ook is het geen luidruchtig ‘hoe-te-leven’ zelfhulpboek, die tegenwoordig schering en inslag zijn in onze maatschappij. Het verhaal maakt ons medestander in Moors’ strijd met het leven dat een mens overkomt. Het werpt vragen op over hoe we ons moeten verhouden tot al onze onvermijdelijke tegenstrijdigheden en gedachtekronkels die we onszelf voorhouden om op de been te blijven. Het is een valkuil om het boek te lezen en te waarderen als een typische roman. Het vereist een andere relatie tot het leesproces en nodigt uit tot een eerlijke reflectie over onze eigen tekortkomingen, dwalingen en tegenstrijdigheden.
Toch frustreerde het boek mij, ook al is het in opzet erg geslaagd. Het is uiteraard een complexe kwestie in hoeverre Moors’ eerlijkheid niet ook (voor een deel) gefictionaliseerd is. Dat weet alleen de schrijfster. Maar wat in elk geval uit de pagina’s ademt is een beeld van een vrouw met een waanzinnig talent voor schrijven maar die ook een zeer moeizame verhouding tot het leven en haar naasten heeft. Haar moeite om vertrouwd te raken met de nieuwe condities van haar bestaan, het continue vastklampen aan het verleden met haar ex-geliefde is soms frustrerend om te lezen. Haar zelfingenomenheid, verbittering, benepenheid, dwalingen en geklaag over de vele lichamelijke kwelgeesten belemmeren het typische beeld van een sterk hoofdpersoon waarmee men zich wil kunnen identificeren. Dit zou een zwaarwegend punt van kritiek zijn, ware het niet dat dit precies het menselijke beeld is dat Els Moors als tegenhanger van Spinoza’s methodisch mens wil neerzetten. Hier schemert wel degelijk een meedogenloos eerlijk en kwetsbaar zelfbeeld in door, en dat is fijne tegenhanger tegen de pracht en praal waar tegenwoordig op de sociale media mee gekoketteerd wordt. Maar of Moors’ geschetste en openhartig alternatief voor Spinoza’s methodische mens zo aantrekkelijk is, valt te betwisten. Haar afgrond, die ze kundig tentoonspreidt, is misschien wel de prijs die ze heeft moeten betalen voor haar verhouding met haar affecten. Het is dan prima verdedigbaar dat op zowel persoonlijk als maatschappelijk vlak een wat strengere beheersing van de lusten en de driften nuttig is. Enfin, de juiste balans in het leven tussen een totalitair dogmatisme en een doorgeslagen relativisme heeft nog steeds een open einde.
Uitgeverij Arbeiderspers, 2021
Pagina’s 344
ISBN 978 9029 543 422
Recensie door Marcel Bouvrie, juni 2022
[1] Spinoza Ethica, 234.