‘Luister’ door Sacha Bronwasser

Je zou het vaker mee willen maken: beginnen in een boek en er in verdwijnen. Je blijft maar lezen, slaat het boek uiteindelijk dicht en daarna zie je dingen anders. Wat precies, dat weet je eigenlijk niet. Het boek werkt een tijd na, roept associaties, herinneringen en vragen op. Luister is zo’n boek.

Sacha Bronwasser debuteerde in 2019 met Niets is gelogen, Luister is haar tweede roman. Ze werd geboren in 1968 in Rijswijk. Ze studeerde af als kunsthistorica, volgde ook twee jaar de St Joost Academie in Breda, richting fotografie. Zij schreef 20 jaar freelance voor de Volkskrant. Nu is zij naast schrijfster ook curator en spreker.
“Luister”, zegt de schrijfster tegen haar. “Onze geschiedenis was een steentje in mijn schoen dat ik negeerde maar toen ik het tevoorschijn had gehaald kreeg ik het niet meer teruggeduwd. Je zult er even de tijd voor moeten nemen. Luister.” Haar, dat is Flo en de schrijfster is Marie.

Marie is in Parijs in 2021 en valt met de deur in huis. Marie en Flo komen beiden uit de kunstwereld en hebben een gezamenlijke band via Parijs, dat wordt snel duidelijk terwijl het verhaal zich ontvouwt. Het begint in 1987, Marie studeert op een kunstopleiding, Flo is haar docent en bombardeert haar tot protegee, een rol die ze zich maar al te graag laat aanmeten. Tot de grote deceptie, die haar uiteindelijk twee jaar later naar Parijs doet vluchten, om te gaan werken als au pair in het gezin van Philippe Lambert. Daar verweeft zich de geschiedenis van Marie en Flo met die van Philippe. In zijn gezin heeft zich voor de komst van Marie een jaar eerder ook al een ingrijpende ontwikkeling voorgedaan. In een gesprek met Marie heeft Philippe een ook voor hem onbegrijpelijke ervaring van iets dat in een onbekende toekomst ligt. Hij luistert, hoort een geruis maar er zijn geen woorden voor. Wat die woorden zijn materialiseert zich uiteindelijk pas op 13 november 2015.

Luister leest lekker, het verhaal boeit van begin tot einde. Het schrijfplezier spat ervan af. Maar onder die ‘good read’ ligt een compositie met een diepe gelaagdheid. Schrijfplezier leidt tot leesplezier, daardoor zou je over het hoofd zien dat de roman bedrieglijk eenvoudig is. Want er is ook die diepgang die je nog een tijd bezighoudt.
Luister trekt je mee in ruim dertig jaar ontwikkeling van Marie, die begint met haar onbevangen start op de kunstopleiding, haar docent Flo die Marie vormt en dan als het ware haar verhaal steelt. Die ontgoochelende ervaring doet haar vluchten naar Parijs, waar ze weer blanco begint. “Er groeide een beetje ruimte, niet groter dan een beukennoot, maar toch, in mijn platte borstkas en in mijn keel en in mijn hoofd.” Er volgen intensieve jaren. Marie schrijft flarden leven op briefjes, verzamelt die in een doos en het leven gaat door. De gebeurtenissen daar in 2015 triggeren haar om terug te kijken en uiteindelijk zes jaar later dit verhaal te schrijven. En dat kan nergens anders gebeuren dan in Parijs, de vierde hoofdpersoon in de roman. Deze wervelende ontwikkelingslijn brengt je als vanzelf terug naar de grote lijnen van je eigen levensverhaal.

Het boek roept ook een ethische vraag op. Het materiaal van een kunstenaar is de wereld om haar heen, ze gebruikt dat. Bij dat gebruik zijn ook mensen betrokken, waar liggen daar de grenzen? In hoeverre kun je jezelf het verhaal van een ander toe-eigenen? Een vraag waar geen eenduidig antwoord op valt te geven. In een interview in Trouw zegt Sacha Bronwasser: “je mag de werkelijkheid gebruiken, niet de mensen”. Flo gaat in het verhaal wellicht verder dan de schrijfster zelf zou doen. Maar toch heeft ze dit verhaal met plezier opgeschreven, zegt Bronwasser. En met kennis van zaken, in alles is te zien dat Sacha Bronwasser een wereld beschrijft die ze van binnenuit kent.
Wat weet je echt van wat er om je heen gebeurt? “Er is een verschil tussen kijken en zien”, wordt ergens gezegd. Dat diffuse grensgebied kwelt Philippe Lambert. Hij ziet en hoort dingen zonder daar taal voor te hebben. Hij luistert, doet dingen om erger te voorkomen zonder te weten waarom. Het brengt hem in onmogelijke situaties, hij wordt een man buiten de tijd, maar hij kan niet anders. Erger voorkomen, kun je dat? Marie vraagt het zich ook af, kon zij erger voorkomen voor Flo? Maar nee.  “Welke accenten ik ook leg, welk perspectief ik ook kies, steeds staat de uitkomst vast en verschijn jij daar precies op tijd”.

Luister stond op de shortlist voor de Libris prijs 2024, maar de prijs werd uiteindelijk (voor de tweede keer) toegekend aan Rob van Essen. Naar mijn mening een gemiste kans. Luister is een roman die staat in een traditie van grote verhalenvertellers in de literatuur en heeft internationale allure. Hopelijk gaat dat blijken, de roman wordt in ieder geval in het Engels, Duits en Noors vertaald.

Uitgeverij       Ambo/Anthos, 2023,
Pagina’s        254
ISBN             978 9026 352 065

Recensie door Ine van Emmerik, september 2024

 

 

 

 

 

 

 




‘Ode aan de laatste van de vrouwenlijn’ door Anneke Wittermans

Erken latente talenten

De vrouwenlijn is de verbinding, door de generaties heen, van moeder naar dochter. Alle voormoeders in de lijn hebben kinderen gedragen en gebaard. Via placenta, moedermelk en de mitochondriën in het cytoplasma van de eicel hebben zij (vloei)stoffen doorgegeven aan hun nageslacht. Nog niet eerder is deze lijn van overdracht van erfelijke informatie, die opgeslagen ligt in vloeistoffen, van moeder naar dochter onderbroken; alle mensen hebben een moeder, die weer een moeder heeft, die etc. Het gaat helemaal terug naar de oermoeder. En dan stopt plotsklaps de lijn bij die ene vrouw en bij elke man. Vrouwen zonder dochters zijn de laatste vrouw in de vrouwenlijn.

In Ode aan de laatste van de vrouwenlijn belicht Anneke Wittermans het specifieke leven van deze ‘laatste-lijners’. Zij hebben doorgaans uitgesproken maatstaven waarlangs zij het leven invullen. Zij tonen inzet en maken nieuwe principiële keuzes. Zij zijn die bijzondere tantes, die klaar staan met raad en daad. Hun oma’s hadden waarschijnlijk ongekende talenten, maar niet de tijd om deze te ontplooien. Laatste-lijners beogen zingeving in de maatschappij. Zij eren de voormoeders en onderzoeken wat zij aan onverwerkte opgeslagen informatie of ongebruikte talenten van de vrouwenlijn kunnen bevrijden. In de laatste van de lijn groeit het verlangen om de lijn met schone beelden af te hechten.
Soms lijden deze vrouwen onder vooroordelen door onbegrip, terwijl wij ons niet realiseren dat zij zich willen verzoenen met het verleden en zich willen richten op het huidige leven. De schrijfster wil een lans breken voor deze vrouwen, die ogenschijnlijk een bescheiden leven creëren. Ze maakt hierbij geen onderscheid tussen vrouwen zonder dochters maar wel met zonen, en vrouwen zonder dochters én zonen.

Het boek is rijk geïllustreerd met voorbeelden en gedichten. Boeiend is om te lezen over het waarden-kapitaal en hoe dit op te bouwen in deze autonome positie. De latente talenten van de laatste-lijners zijn beeldend beschreven in negen toonbeelden, zoals de weldoener, pionier, inspirator en verheffer.
Anneke Wittermans heeft voor de laatsten in de vrouwenlijn speciale dansen ontwikkeld, om hun positie te herkennen, erkennen en waarderen. De dansen ondersteunen de inzichten rondom dit thema en plaatsen de talenten van de laatsten van de vrouwenlijn in het licht. Ze geeft inspirerende vragen mee, bijvoorbeeld: Hoe draag ik de goede kwaliteiten over van de vrouwen die voor mij geleefd hebben en die ook bij mij passen? Hoe verleen ik gratie aan dat wat voor mij heeft plaatsgevonden in de vrouwenlijn? Hoe zet ik de talenten in, die nog niet hebben kunnen floreren? Dit kunnen intensieve processen zijn in een leven. De laatste vrouwen van de lijn willen een zinvolle bijdrage leveren aan de maatschappij door hun creatief vermogen in te zetten. Zij dragen zorg voor hoe zij de wereld achterlaten.

Anneke Wittermans speelt verfrissend met taal. Ode aan de laatste van de vrouwenlijn is een boeiend, veelzijdig, rijk en origineel boek over een belangwekkend thema. Bovendien is het prachtig vorm gegeven. Dat is uitgever Dafne Arlman ook wel toevertrouwd. Het geeft veel informatie (soms herhaling), inclusief allerlei quotes van toonaangevende (meestal) vrouwen. Daardoor moet je het regelmatig even wegleggen en de tijd nemen, maar het geeft veel herkenning en stof tot doordenken. Bijvoorbeeld zelf serieus met de gestelde vragen aan de slag te gaan of door na te gaan welke toonbeelden persoonlijke herkenning oproepen.
Laatste-lijners pionieren talenten, stellen essentiële vragen voor alle dochters en zonen. Derhalve gelden de beschreven toonbeelden eveneens voor anderen dan laatste-lijners.

Anneke Wittermans is dansdocente sinds 1981 en ontwikkelde haar eigen danstechniek: diadans. Diadans is dansen en licht brengen door alle lagen heen.
Eerder schreef ze Vrijgeven, vieren van verbintenissen.

Uitgeverij      Arlman, 2023
Pagina’s        229
ISBN              978 9083 070 070

Recensie door Edith van der Meulen e.a., juli 2024

 

Verborgen drijfveren

Heimelijk draag ik medeweten
van moeders stam in mijn water
Gedragen in haar schoot, geweld in haar sappen
ben ik van binnen uit verbonden
met haar levenshouding 

Eeuwen oude wensen zijn verlangend
om tot expressie te komen
Doordrenkt met onuitgesproken missies
van nu en ooit, kruipt het water in mijn gelederen
vult mij met passie

Nu ben ik haar beste voertuig
ik ben vrij om te ervaren
waar ik mijn water heen breng

Daar waar het resoneert, hoor ik thuis
Daar waar ik mee verbonden ben, dat geef ik vorm
Ik kies voor mijn leven
kristalliseer uit dat wat mij treft

Al het andere laat ik over drijven
met de zucht der voormoeders

A.W. juni 2008

 

 




‘De Langstlevende’ door Truus Rozemond

Truus Rozemond woont in Utrecht en is een bekende van onze vrouwenbibliotheek. Eerdere romans van haar waren Tussenruimte, De vorm van Ierland, Een verwaarloosd huis en Weg van de armoede. Van een tweetal staan recensies op onze website.
In De langstlevende is Leon op 66-jarige leeftijd plotseling overleden. Een man en twee vrouwen die tijdens verschillende periodes deel hebben uit gemaakt van zijn leven kijken terug.

René
René leerde Leon kennen tijdens hun studententijd. Hij denkt aan deze tijd terug tijdens een vakantie in Frankrijk, waar hij een wandeltocht maakt met zijn echtgenoot. Hij ziet daar een jongen die hem erg aan Leon doet denken en keert terug naar het verleden. Leon was een uitgesproken jongen met veel talenten, terwijl René timide was en nog niet uit de kast gekomen. Zij vinden elkaar in vriendschap, schaken en muziek. Leon kreeg een vriendin Anna en liet zich meeslepen naar wilde homofeesten. Hij werd actief lid van de communistische partij. Toch bleef hij zoekende en vertrok naar Rotterdam, waar hij zich verdiepte in occulte zaken. Hij werd hypnotherapeut, reïncarnatietherapeut en astroloog.
Terwijl René zich dit alles herinnert, krijgt de lezer ook inzicht in zijn huidige leven. Zijn man Paul is evenwichtig maar wel wat dominant. Hij vindt het gemijmer over Leon overdreven maar is zeker niet jaloers. René is gelukkig met Paul.

Anna
Leon was Anna’s eerste vriendje. Hij trok bij haar in maar van een heftige relatie was geen sprake. Leon was erg op zich zelf maar leunde ook veel op haar. Hij had een slechte relatie met zijn ouders die gescheiden waren. Zijn vader voedde hem op omdat hij beweerde dat zijn ex-vrouw niet in staat was de twee zoons op te voeden. Leon worstelt daarmee.
In de tijd rond de crematie van Leon begint Anna tijdens een korte ziekteperiode de boeken die door Leon zijn geschreven te lezen. Boeken over reïncarnatie en hoe mensen hun vorig leven meedragen.
Anna heeft later een vriendin gekregen, Diana. Deze is sceptisch over Leon’s praktijken. Ook hier merk je dat de huidige relatie van Anna en Diana goed is en veel stabieler dan die van Anna en Leon.

Delphine
Leon is drie keer getrouwd geweest. Uit zijn tweede huwelijk had hij een zoon, Caspar. Delphine is de derde vrouw van Leon. Zij leerde hem als haar therapeut kennen. Zij was toen getrouwd en had 2 kinderen. Zij was erg kwetsbaar en leunde sterk op Leon. Zij zag allemaal duistere krachten om zich heen. Leon leerde haar hoe zij de werkelijkheid moest ervaren en om te leven met het Duister in zichzelf. Hoewel Leon eerst geen relatie met haar wilde, kwam het er toch van. Delphine verliet haar gezin en verhuisde naar Utrecht. Eenmaal getrouwd leerde zij Leon ook van een andere, hardere kant kennen. Annet, de moeder van Caspar krijgt MS en Caspar beschuldigde Leon ervan Annet niet snel genoeg naar een arts te hebben gestuurd. Bovendien vond Caspar hem een goeroe die zijn cliënten misbruikt. Hierop onterfde Leon Caspar. Delphine heeft hier problemen mee en na Leon’s dood probeert zij Caspar te helpen. In de loop van haar verhaal zie je Delphine steeds sterker worden, wellicht doordat Leon overleden is.

De Langstlevende is een psychologische roman en leest vlot door. Er wordt wat mij betreft iets teveel gepsychologiseerd, maar dat is een kwestie van smaak. Er ontstaat een achteraf beeld van de overledene door de ogen van drie heel verschillende anderen. Daarnaast is het aardig hoe er gelijk een inkijk wordt gegeven in de huidige levens van die drie anderen, René, Anna en Delphine, na hun contact met Leon. Je ziet hoe zij in de loop van de tijd veranderd zijn en hoe zij een goed eigen leven hebben gekregen.

Uitgeverij        Magnolia, 2023
Pagina’s          160
ISBN               978 9492 241 627

Recensie door Emilie Jonxis, september 2024




‘Gebied 19’ door Esther Gerritsen

Het gaat niet goed met de aarde. Klimaatactivisten en natuurbeschermers wijzen er voortdurend op dat we zuinig op de aarde moeten zijn, omdat er geen planeet B is. Maar wat zou er gebeuren als die er wel is? In Gebied 19 is er in 2020 een planeet ontdekt, T01-700d, die iets groter is dan de aarde en waar leven mogelijk is. In het geheim wordt een grote evacuatie voorbereid. Om te zorgen dat het de mensheid daar beter vergaat dan op de aarde, wordt maar ongeveer de helft van de bevolking meegenomen: iedereen onder de 40 en verder degenen die gezond en ‘nodig’ zijn. De definitie daarvan is niet helemaal eenduidig en soms worden er vergissingen gemaakt.

De overheid wil dat de bewoners van de nieuwe planeet de oude aarde vergeten, en in het hier en nu gelukkig zijn. Daar wordt alles voor uit de kast gehaald: in het onderwijs is geen plaats meer voor geschiedenislessen, in boekwinkels en bibliotheken vind je geen non-fictie meer, maar alleen romans en poëzie. Mocht iemand toch nog ongelukkig zijn, dan werken artsen alle nare herinneringen en trauma’s weg door het toedienen van elektrogolven in gebied 19, een gedeelte van de neocortex in de hersenen waar ervaringen opgeslagen worden. In die zin doet het boek denken aan A brave new world van Aldous Huxley. Tegelijkertijd zijn er ook parallellen met 1984 van George Orwell, want iedereen wordt nauwkeurig in het oog gehouden en zo nodig in het gareel gebracht, liefst zachtzinnig, maar zo nodig ook hardhandig.

Doordat op de oude aarde nu veel minder mensen zijn, en daarbij niet de meest slimme en innovatieve, is de verwachting dat de aarde kan herstellen van alle milieuschade. Er is immers geen industrie meer. De aarde blijft echter wel beschikbaar als een soort kolonie om zo nodig nog grondstoffen uit te halen. Ook op andere manieren blijft er contact: Mensen kunnen om gezinshereniging vragen als ze menen dat een familielid onterecht op de oude aarde is achtergelaten, en mensen die niet aan de verwachtingen voldoen, bijvoorbeeld doordat ze suïcidaal zijn, worden weer teruggebracht.

Tegen deze achtergrond volgen we Tomas Boom, auteur van thrillers, die achtergelaten is. Hij is zijn hele familie kwijt en heeft alleen zijn hond nog. Alle voorbereidingen op de grote volksverhuizing zijn aan hem voorbijgegaan, omdat hij bezig was met de afronding van zijn laatste boek. Het kost hem grote moeite om erachter te komen wat er gebeurd is, en hij weigert zich bij de situatie neer te leggen. Hij wil zijn vrouw en zoon terug. Als zijn wens wordt ingewilligd en hij op een gegeven moment ook op de nieuwe planeet belandt, blijft hij vergelijkingen maken tussen beide planeten: oud en nieuw. Door dat te doen valt hij echter helemaal uit de toon, want aan mensen en dingen denken die er niet meer zijn ‘dat doen we niet meer’. Zoals zijn ex-vrouw hem uitlegt: ‘… we proberen hier niet te praten over de mensen die er niet meer zijn. Je kunt niets voor ze doen, je kunt alleen iets doen voor mensen die er wél zijn. Dat is wat we hier doen, we zijn er voor elkaar. Deze aanpak blijkt voor iedereen het beste. De mensen hier zijn met elkaar bezig. Je kunt je niet voorstellen wat een ongelofelijke hoeveelheid positieve energie dat creëert.’

Tomas’ laatste boek is een hit op de nieuwe planeet. Hij krijgt een grote literaire prijs toegekend, waardoor hij financieel onafhankelijk wordt en niet meer hoeft te werken. Op die manier probeert de overheid ook Tomas de nagestreefde positieve energie te geven en hem te verzoenen met zijn nieuwe bestaan, maar Tomas blijft sceptisch en cynisch. Hij weigert de nieuwe planeet te zien als de aarde. Tomas is niet de meest gemakkelijke persoon in de omgang en in het verhaal roept hij bij veel mensen weerstand op met zijn achterdocht. Zelf vind ik zijn blijvende verzet goed invoelbaar en zelfs prijzenswaardig. Ik zal de verschillende verwikkelingen niet in detail uit de doeken doen, want juist Tomas’ zoektocht naar de waarheid en de werkelijkheid – en de gevolgen van die zoektocht – maken het boek spannend.

Wel kan ik iets zeggen over de afloop aan de hand van een citaat. Tomas wordt geïnterviewd door een journalist en zegt voor de zoveelste keer dat hij niet op de nieuwe planeet wil zijn. Dan vraagt de journalist: ‘Stel, u bent een personage, wat zou u uw personage adviseren?’ ‘Tja,’ zei Tomas, ‘als het een verhaal was… (…) Als ik een hoofdpersoon zou zijn in een boek van mij, zou ik met alle macht moeten proberen mijn doelen te verwezenlijken terwijl iedereen om mij heen mij zou tegenwerken en uiteindelijk…’ ‘Ja?’ ‘Uiteindelijk…’ ‘Loopt het slecht af?’ ‘Nee, dat is voorspelbaar.’ ‘Het loopt goed af?’ ‘Dat is ongeloofwaardig.’ ‘Open einde?’ ‘Ik hou ervan mijn personages hun doelen te laten verwezenlijken om er dan achter te komen dat hun dit geen geluk brengt. Zoiets.’

Esther Gerritsen (1972) is een productieve auteur. Ze schrijft vooral proza, waaronder negen romans, een verhalenbundel, columns (in de Volkskrant en de VPRO Gids), een hoorspel en een novelle (het Boekenweekgeschenk Broer in 2016). Daarnaast schreef ze aan het begin van haar carrière, tot 2003, toneelteksten en sinds 2014 werkte ze mee aan een aantal filmscenario’s, de laatste twee samen met Halina Reijn en Carice van Houten. Haar stijl is helder, met veel dialogen. Toch vind ik het geen gemakkelijk boek. Als lezer probeer je te begrijpen wat er gebeurt, maar dit verhaal is zo onwerkelijk en laat zoveel technische en praktische zaken in het vage dat mij dat niet lukte. Als aanleiding voor belangrijke vragen over het voortbestaan van de aarde, de relaties tussen mensen en de rol van geheugen en historie is het echter zeker geslaagd.

Uitgeverij      De Geus, 2023
Pagina’s        314
ISBN             978 9044 547 900

Recensie door Marianne van der Weiden, september 2024




‘Het Luik van Sneeuw’ door Emily Holmes Coleman

De Californische Emily Holmes Coleman (1899–1974) heeft maar één roman geschreven die zo kort is dat de term ‘novelle’ misschien meer op zijn plaats is. Het Luik van Sneeuw werd in 1930 gepubliceerd in Amerika en is pas vorig jaar in het Nederlands verschenen. Uitgeverij Orlando voegde de roman toe aan de serie Vrouwen Klassiekers. Het gaat daarbij om ‘vergeten’ boeken die echter meer dan de moeite waard zijn om gelezen te worden en daarom -eindelijk- in het Nederlands vertaald zijn.

Het verhaal begint in 1924 met een vrouw die op bed ligt. Boven haar deur zit kippengaas. Aan de buitenkant van de ramen zitten spijlen. Ze hoort op de gang stemmen “die zich mengden met snikken en kreten”. De vrouw is Marthe Gail, het alter ego van Emily Holmes Coleman, en ze ligt in het Gorestown State Hospital, een psychiatrische inrichting.
Geleidelijk aan wordt duidelijk dat ze na de geboorte van haar kind kraamkoorts heeft gekregen, dat in de roman ‘toxische uitputtingspsychose’ wordt genoemd. Ze is daardoor volledig de weg kwijt geraakt. Ze gelooft dat haar baby dood is, ze hoort stemmen, heeft wanen en denkt dan dat ze God of Jezus Christus is. Soms is ze lief en soms gewelddadig, maar bovenal wil ze ontsnappen uit deze gevangenis. Als ze na enige tijd een potlood en papier kan bemachtigen, schrijft ze haar verhaal op. Dat is het begin van Het Luik van Sneeuw.Tekstueel is het één grote chaotische warboel, net zoals in haar hoofd, en waar de lezer aanvankelijk zijn handen aan vol heeft. Zinnen, woorden en beelden, werkelijkheid en verbeelding warrelen door elkaar en toch wordt een situatie geschetst die schrijnend is.
Er wordt niet met Marthe gepraat en er is niemand die eens een arm om haar heen slaat. Haar persoonlijke eigendommen zijn van haar afgenomen. Ze moet voortdurend stil en rustig zijn. Zo niet, dan komt ze in bed onder een spanlaken. In bad gaan betekent ingenaaid worden in stroken stof waarbij alleen het hoofd vrij blijft. Marthe noemt dat ‘de spiraalkist’ en weet eraan te ontsnappen. Daarom mag ze het bad uit waar ze anders zes uur in had moeten liggen. Ongevraagd krijgt ze een Wassermanntest waarmee vastgesteld wordt of ze syfilis heeft. Ook wordt ze ongevraagd gekatheteriseerd. Aan dwangvoeding en aan de isoleercel weet ze te ontkomen. Het gaat echter allemaal niet om wreedheid, maar om de gewone gang van zaken in een psychiatrische inrichting rond 1920.

In andere patiënten vindt Marthe vriendinnen die de volgende dag vijandinnen kunnen zijn. Hoe kan je immers iemand vertrouwen als je jezelf niet eens vertrouwt? Er is een groot statusverschil tussen de diverse afdelingen en dat leidt tot afgunst en ruzies. Mannen zijn er wel, maar op een andere afdeling. Zij komen nauwelijks ter sprake. Marthe’s echtgenoot komt wel in beeld. Hij doet wat hij kan voor zijn vrouw, maar onderwerpt zich kritiekloos aan het regime van de inrichting en loopt weg als Marthe maar even onrustig of aanhalig wordt.

Na twee maanden mag Marthe de inrichting verlaten. Weliswaar heeft ze steeds langere periodes van luciditeit, maar genezen is ze geenszins. Buiten haar verhaal om weten we dat het wel goed komt met haar, omdat Emily Holmes Coleman, die hetzelfde onderging als Marthe, uiteindelijk in Parijs zou komen waar ze editor werd en veel artikelen, korte verhalen en gedichten zou schrijven. Een tweede roman schreef ze echter niet.

Het Luik van Sneeuw is geen chronologisch verhaal, maar een opsomming van beelden. Opvallend is het taalgebruik. Recensent Martin Lok omschreef dat heel treffend in Literair Nederland van 30 april ’24: “Rijke zinnen, vol beeldend taalgebruik, die om elkaar heen dansen als de losgetrokken windsels in een warm bad.”
Juist omdat Emily Coleman haar verhaal opschreef terwijl ze in een psychiatrische inrichting zat, krijg je een ongekend indringend beeld van hoe het voelt als je geest losgeslagen is. Toch is deze roman pas zes jaar na haar vreselijke ervaringen gepubliceerd. Het werken eraan moet een geweldige inspanning zijn geweest, want zes jaar lang moest zij zich weer inleven in een tijd die ze wilde vergeten. Motieven van sneeuw, kou en dood onderstrepen haar gevoel levend begraven te zijn geweest. Daar komt ook de titel van haar roman uit voort: “Vanavond zal er sneeuw op mijn glazige vingers liggen zei ze, en een luik van sneeuw op mijn graf.”

Er volgt nog een uitgebreid nawoord van Claire Louise Bennett, een Iers-Engelse schrijfster en winnares van de Europese literatuurprijs 2023 met haar roman Kassa 19. Wie niets van Marthe’s verhaal begrepen heeft, kan hierin de uitleg vinden. Claire Bennett voegt daar nog een verhandeling aan toe over Jung en Freud, hun analytische methoden en hun fascinatie voor dromen, het onbewuste en psychoses. Ze koppelt daar ook nog het surrealisme aan. Op zich interessant, maar de bijna magische sfeer van Marthe’s verhaal wordt er door onderuit gehaald.

Rest nog de vraag waarom dit boek opnieuw gepubliceerd is in 2023. Het gaat immers om achterhaalde psychiatrische praktijken en het is gedateerd door woorden als ‘onduleren’, ‘kousenband’ en ‘een boek opensnijden’. Het Luik van Sneeuw is echter tijdloos. Een psychose was een eeuw geleden niet anders dan nu. Hoe een vrouw zich daaraan op eigen kracht ontworsteld heeft blijft altijd bijzonder. Het schrijven vanuit een psychose komt maar zelden voor en is buitengewoon boeiend, zeker door het schitterende proza van Emily Holmes Coleman.

Tot slot een groot compliment voor vertaalster Lisette Graswinckel die aan de vertaling haar handen vol moet hebben gehad.

Uitgeverij      Orlando 2023
Pagina’s        188
Vertaald         uit het Engels door Lisette Graswinckel (The Shutter of Snow, 1930)
ISBN              978 9083 335 766

Recensie door Janny Wildemast, juli 2024




‘Het Verdriet van de Vrede’ door Chaja Polak

De roman Het Verdriet van de Vrede van Chaja Polak is als een ragfijn in grijze tinten getekend portret. Het is een diep melancholieke schets van drie Joodse vrouwen die de Tweede Wereldoorlog overleefd hebben. Ze zijn vanwege hun familieband bij elkaar gaan wonen en hebben geen vreugde in de vredestijd gevonden. Het verdriet om het verleden is te groot. Ze waren “de Joden van nummer 13. We hoorden er niet bij.” Hun enige geluk ligt in de drie kinderen die elke zomer komen logeren in hun ‘familiehuis’ in Kijkduin. Een is een kleinkind en de anderen zijn een nichtje en een neefje. De familierelaties liggen wat ingewikkeld omdat zovelen van de familie Sterngold zijn omgekomen. Gelukkig zit er voorin het boek een stamboomoverzicht, dat ook te vinden is op een bijbehorende boekenlegger.

Judit is de oudste. Zij is verminkt teruggekomen uit Bergen-Belsen. Ze is gesloten en knorrig. Dan volgt haar nicht Serline. Zij is de zachtaardige, de zorgzame, die door onderduiken nog in leven is. De jongste is de gevoelige, gepassioneerde nicht Roza die ook ondergedoken heeft gezeten. Allen zijn verwant aan de drie broers Sterngold die “niet terug zijn gekomen.”
Serline heeft in 1945 een groot huis in Kijkduin kunnen huren waar NSB’ers in hadden gezeten. Ze moest daar maar een pension voor ontheemden gaan beginnen, zei een ambtenaar, die eraan toevoegde: “We hebben het allemaal niet makkelijk gehad. Niet alleen jullie.”
Serline heeft Judit en Roza in huis gehaald en is de zorgzame spil van de huishouding. Pensiongasten heeft ze inmiddels niet meer, maar ze krijgt financiële hulp van Judits zoon. De zomer is voorbij en de kleine kinderen die, zoals elk jaar, wekenlang in het ‘familiehuis’ hebben gelogeerd, moeten weer weg.
De zeven gelukkige jaren zijn voorbij als Serline in 1952 sterft. Judit en Roza brengen de nacht na haar dood wakend door. Er komen wat familiegeheimen aan het licht, en Judit en Roza gaan elkaar beter begrijpen. De kinderen weten nog van niets. “Het is weer bijna net zoals toen we terugkwamen uit het kamp. Onze huizen weg en niemand die ons hielp. We moesten onszelf maar zien te redden…”

Dat is het hele verhaal. Maar wat wordt er veel tussen de regels door verteld. Het verhaal wordt voornamelijk verteld vanuit de gedachten van de drie vrouwen. In de rustige, verstilde verteltrant komen voortdurend kleine scherpe dolksteekjes voor, zoals het moment waarop Serline bij de vroegere buren hun familiespullen ziet staan. “Ze vonden dat een Jood tevreden moest zijn dat hij nog leefde. En ze beweerden, de Nederlanders bedoel ik, dat zij, omdat ze moedig genoeg waren geweest tijdens de Bezetting jodenspullen – zo noemden ze dat – jodenspullen te bewaren, dat zij daar meer recht op hadden dan wij, de eigenaars. Voor zover we nog leefden.
Ook een andere opmerking komt hard aan: “Stel je voor (…) dat koningin Wilhelmina de Nederlandse bevolking vanuit Engeland had opgeroepen hun Joodse landgenoten te beschermen, stel je voor dat ze dat had gedaan.” Schrijnend is ook: “Hoe had Judits chique servies de oorlog overleefd? Waarom het servies wel en mijn Salomon niet, was alles wat Judit daarover zei.” Of wat te denken van Roza die niet voor het kind van haar vermoorde zus mag zorgen omdat een gezinsomgeving van vreemden beter voor het kind is?  Dat zijn maar een paar van de talloze voorbeelden en ze doen allemaal pijn.

Het Verdriet van de Vrede maakt je ervan bewust hoeveel er geschreven is over de oorlog en hoe weinig over de tijd daarna. Hoe moeten de vrouwen omgaan met het verleden? Zwijgen, niet eten of juist veel, hun omgegooide, beschadigde verleden wegstoppen? Het komt allemaal voor in deze mooie roman. Nergens gebruikt Chaja Polak sentimentaliteit of juist ferme taal, nergens beschuldigt ze. In haar prachtige, melancholieke verhaal komt geen onvertogen woord voor. Dat maakt haar slotzin des te verrassender: “Om de hele waanzin die ze oorlog noemen, steekt Judit haar tong uit.”  Dat is een zin die je laat lachen en huilen.
Hoe moet de lezer omgaan met het verleden dat we eigenlijk wel kennen, maar waar zo min mogelijk over gesproken wordt? Met diepe schaamte er lering uit trekken? Daar is het nooit te laat voor en daarbij helpt een verhaal zoals dit van Chaja Polak.

Uitgeverij      Cossee, 2023
Pagina’s        208
ISBN             978 9464 520 828

Recensie door Janny Wildemast, juni 2024

 




‘De meisjes van de katoenfabriek’ door Susanna Alakoski

Deze roman is het eerste deel van een vierdelige reeks over het leven van vrouwen in Finland en Zweden gedurende de gehele 20e eeuw.

De familie Sorola komt oorspronkelijk uit Zweden, maar verhuisde omstreeks 1850 naar Finland in de buurt van Vasa, een stad aan de Baltisch golf, waar zij met meerdere gezinnen uit hun familie een boerenbedrijf startten. Hilda wordt in 1905 geboren. Haar vader is naar Amerika vertrokken om nooit meer terug te keren en haar moeder lijdt aan een levenslange (post-natale) depressie. Het gezin is zeer gelovig en het hoofd van het gezin is zeer autoritair. Hilda wordt voornamelijk opgevoed door een huishoudster/hulp op de boerderij, Sannatante. Zij leert haar huishouden, melken, maar ook veel levenslessen. Hilda is in haar jeugd eenzaam. De liefde die Sannatante haar geeft is voor haar heel belangrijk.

Tot 1914 stond Finland onder Russisch beheer. Het streven naar onafhankelijkheid mondt uit in een bloedige burgeroorlog. De familie Sorola kiest partij voor de Witten, oom Lauri vecht daadwerkelijk mee. De Roden werden gesteund door Rusland maar moesten het onderspit delven. Zo werd Finland onafhankelijk.

Nog jong wordt Hilda zwanger van de priester uit het dorp. Dit is voor de familie onvergeeflijk, zij kan niet op de boerderij blijven. Sannatante zorgt voor een oplossing. Zij stuurt Hilda direct na de bevalling met haar zoontje naar een boerderij, een eind verderop. Hier wordt zij opgevangen, maar haar zoontje wordt erg ziek en overlijdt. Hilda kan als dienstmeisje op de boerderij aan de slag. Het andere dienstmeisje van de familie Rikkola is Helli. Zij wordt de beste vriendin van Hilda en ze trekken de rest van hun leven samen op. Alhoewel de boer en boerin vriendelijke mensen zijn, dromen de vriendinnen van een betere toekomst. Zij vinden die in de katoenfabriek in Vasa. Deze fabriek is in 1860 gesticht. Hilda en Helli starten onder aan de ladder, maar klimmen op naar de fijnspinnerij. Het is zwaar en ongezond werk. Dan ontmoet Hilda Arne. Ze trouwt met hem en zij krijgen twee kinderen. Zoals veel mensen in de eerste helft van de 20ste eeuw krijgt Hilda tuberculose waarvoor zij 10 maanden in een sanatorium wordt opgenomen. Daarna gaat zij weer aan de slag in de katoenfabriek. Helli is in de tussentijd maatschappelijk geëngageerd geraakt. Zij stelt de zeer slechte werkomstandigheden in de fabriek aan de kaak en na een korte staking worden er enkele verbeteringen aangebracht. Ook richt zij een vakbond op. De rest van haar werkzame leven blijft zij strijden voor de goede zaak.

Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Finland kiest de kant van nazi-Duitsland. Deze zogenaamde winteroorlog geeft veel ontberingen. De fabriek wordt deels gesloten en door een noodlottig ongeluk komt Arne om het leven. Daarna wordt het leven nog veel zwaarder voor Hilda en haar kinderen, maar zij slaat zich er door heen. Na de oorlog wordt een zangkoor opgericht in de fabriek en dit koor gaat zo nu en dan op tournee. Zo leert Hilda vele plekken in Finland en Zweden kennen.

Dochter Greta wil niet de fabriek in, zij gaat werken in het plaatselijke hotel. Daar heeft zij het naar haar zin, maar het buitenland trekt en zij vertrekt naar Engeland. Hilda’s zoon Jonni moet al heel jong trouwen en nadat zijn zoontje geboren is, vertrekt hij met zijn vrouw naar Zweden. Hilda blijft met haar kleinzoon achter in Vasa. Zij zorgt vol liefde voor hem.

De meisjes van de katoenfabriek eindigt met het 100-jarig bestaan van die katoenfabriek, iets wat uitgebreid gevierd wordt. Een deel van deze roman gaat over de stichting van de fabriek en het wel en wee door de jaren heen. Ook wordt stilgestaan bij het procedé van het de katoenfabricage, van het zuiveren, kaarden, voorspinnen, fijnspinnen enzovoort.

De burgeroorlog en de gevolgen van de Tweede wereldoorlog worden ook uitgebreid besproken. Het geeft een mooi beeld van Finland door de jaren heen.

De mix van een romantisch verhaal, het feitelijk relaas over de leefomstandigheden in Finland, het werken in de katoenfabriek en de twee oorlogen, maakt het boek zeer leesbaar. Ik heb ervan genoten en zie uit naar het tweede deel.

Uitgeverij        Orlando, 2023
Pagina’s          399
Vertaald          uit het Zweeds door Edith Sijbesma en Neeltje Wiersma (Bomullsängeln)
ISBN               978 9083 335 728

Recensie door Emilie Jonxis, mei 2024




‘Dit verhaal moet goed verteld worden’ door Jennifer Nansubuga Makumbi

Schrijven over een verhalenbundel vind ik altijd lastiger dan schrijven over een roman. Het lukt meestal wel de rode draad door de verhalen heen te vinden, maar er is geen einde of climax die het geheel afrondt. Daarom ben ik eigenlijk geen echte fan van verhalenbundels. Dat ik toch ben begonnen aan deze bundel, komt omdat ik eerder Kintu van Jennifer Nansubuga Makumbi had gelezen en daar erg enthousiast over was.

Ook uit Dit verhaal moet goed verteld worden blijkt dat de Oegandese schrijfster een goede verteller is. Ze observeert nauwlettend en kiest per verhaal een ander perspectief, meestal van een volwassene, maar soms van een kind en zelfs een keer van een hond. In alle gevallen gaat het om mensen (over de hond later meer) die vanuit Oeganda naar Manchester, Engeland, zijn verhuisd. Het eerste deel van de bundel heeft als titel ‘Vertrekken’, het tweede deel ‘Terugkeren’.

De meesten weten in Engeland hun draai wel te vinden, vaak met hulp van Oegandezen die er al langer wonen. Soms gaat het om jonge meisjes die door hun familie naar Engeland worden gestuurd om daar een goede opleiding te volgen en daarna succesvol terug te keren naar Oeganda. De meesten blijven echter. Als ze teruggaan naar Oeganda voor familiebezoek moeten ze de schijn van succes ophouden, zowel in de mate waarin ze geld uitgeven als in de beschrijving van hun situatie in Engeland.
Niet iedereen voelt zich echter even gelukkig in Engeland. Er is een continue spanning tussen wel of niet bij de Oegandese diaspora willen horen. Aan de ene kant missen de personages vaak het gemeenschapsgevoel uit Afrika en vinden ze de Engelsen in hun omgang kil en afstandelijk, aan de andere kant letten de Oegandezen allemaal erg op elkaar en dat kan ook beklemmend zijn. Ze hebben allemaal keihard moeten werken om hun positie te veroveren en ze beschermen die tegen familieleden of anderen die net uit Oeganda zijn aangekomen: die moeten er zelf maar moeite voor doen. De relatie tussen verschillende stammen en families is vaak complex en gebeurtenissen uit het verleden worden niet snel vergeten en vergeven. In de omgang met de Engelsen blijven ze continu op hun hoede, zich bewust van het koloniale verleden en voorbereid op discriminatie en neerbuigendheid. Al met al geen relaxte sfeer.

De jongste generatie wil juist weer wel terug naar Oeganda. In het eerste verhaal, En weer wordt het Kerstmis, is dat omdat de jongen ziet dat zijn moeder aan de drank is geraakt en zijn vader haar daarin niet kan tegenhouden. Hij schaamt zich er vreselijk voor en wil terug naar Oeganda, omdat zijn moeder daar nog niet dronk. In het laatste verhaal, Love made in Manchester, heeft de zoon het idee opgevat dat hij op traditionele wijze besneden wil worden. Hoewel de moeder hoopt dat het idee wel weer overwaait, is er al snel geen weg meer terug. De jongen heeft zijn voornemen namelijk op social media aangekondigd en er ontstaat een groot mediacircus omheen.

Het verhaal over de hond, Memoires van een namaaso, geeft mooi weer wat het verschil is tussen Oeganda en Engeland. Een pariahond maakt kennis met een huishond van een eigenaar die vanuit Engeland regelmatig naar Oeganda vliegt. De pariahond raakt nieuwsgierig naar het huis van de huishond, want bij huizen wordt ze normaliter direct weggejaagd. “Dit territorium, bood ze aan, inclusief de heg, de tuin rond het huis en zelfs het huis van binnen zouden van jou kunnen zijn als je mijn vriendin werd. Verleidelijk, zei ik, maar ik liep verder. Hoor eens, ik heb je mijn tijd gegeven en ik heb me ingehouden en je niet bedreigd, en dat is al heel wat. Dit piepkleine stukje grond, omheind nog wel, is me mijn waardigheid, mijn reputatie en mijn plek in de familie niet waard. Intussen was ik bij de heg.  Wil je mijn huis niet zien? Je gevangenis bedoel je zeker? Nee, het huis van mijn mens. Ik bleef staan. De obsessie van huishonden met ‘het huis’ fascineerde me destijds.” Ze gaat mee naar binnen, maar doordat de baas van de hond opeens thuiskomt, moet de pariahond zich verstoppen. Ongelukkigerwijs kruipt ze in een kist die klaarstaat om de volgende dag mee terug te vliegen naar Engeland. En zo belandt ze in Engeland, zonder vrijheid en zonder haar heldhaftige reputatie bij andere honden, maar met de zekerheid van eten elke dag.

In een aantal verhalen komen dezelfde namen/personages voor. Ik heb de indruk dat de verhalen gebaseerd zijn op reële personen en gebeurtenissen. Voor mensen die van korte verhalen houden, geven ze een fascinerende inkijk in de omstandigheden van migranten en hun voortdurende schipperen tussen het oude en het nieuwe thuis. Elk verhaal belicht weer andere facetten van de ervaringen en belevingen van hun reis naar het noorden. Zo wordt een bundel verhalen een mooi geheel.

Jennifer Nansubuga Makumbi (1967) schrijft romans en korte verhalen. Ze is docent Creatief Schrijven aan de Universiteit van Lancaster en woont in Manchester met haar man en zoon. Met de verhalen uit deze bundel, Manchester Happened, won ze verschillende prijzen. Ook haar tweede roman, The First Woman (2021, De eerste vrouw) was succesvol en werd bekroond.

Uitgeverij      Cossee, 2023
Pagina’s        314
Vertaald        uit het Engels door Josephine Ruitenberg (Manchester Happened, 2019)
ISBN             978 9464 520 941

Recensie door Marianne van der Weiden, mei 2024

ps. De recensie op de website van Marianne over Kintu van Jennifer Nansubunga Makumbi: https://vrouwenbibliotheek.nl/2021/03/11/kintu-door-jennifer-nansubuga-makumbi/




‘Meisje ontmoet jongen’ door Ali Smith

De ondertitel De mythe van Iphis is een verwijzing naar een van de meest vrolijke verhalen uit de Metamorfosen van de Romein Ovidius. Ali Smith maakt er een geestig, kritisch, hedendaags sprookje van. 

“Ik ga jullie vertellen over toen ik een meisje was, zegt grootvader”. Met deze prachtige zin begint het sprookje. De hoofdpersonen zijn twee zusjes, Anthea en Imogen. Ze zijn gezellig op zaterdagavond bij grootvader en grootmoeder, oefenen onder leiding van grootvader koprollen en radslagen, kijken televisie en zitten op schoot bij grootvader die verhalen vertelt. Ali Smith weet stemming te creëren maar presenteert ook onmiddellijk veel verschillende verhaallijnen, dubbele boodschappen en tegendraadse gedachten. Pas bij tweede lezing kalmeert dat en kun je rustiger lezen. Het dubbele, tegendraadse blijft, is vaak geestig, is een doel. Het verhaal speelt zich af in Inverness, een stad in Schotland. De volwassen zussen wonen inmiddels in het huis van hun overleden grootouders. Ze houden van elkaar, zijn alle twee slim en hoogopgeleid, maar verschillen erg in de manier waarop ze in de wereld staan. Imogen is eerzuchtig, heeft een goede baan bij Pure, een bedrijf dat gebotteld water verkoopt. Ze gaat tot het uiterste om in de smaak te vallen van collega’s en vooral van haar baas, Keith. Deze Keith heeft de rol van boze tovenaar. Sinds kort werkt Anthea ook bij Pure maar ze houdt dat slechts een paar dagen vol. Zij bekijkt het bedrijf en wat er gebeurt met weerzin. Tijdens de eerste grote vergadering, die ze bijwoont, wordt buiten het uithangbord van Pure beklad. Ze pakt al haar spullen om nooit meer terug te komen, loopt naar buiten waar al veel mensen staan te kijken en leest “in prachtige rode letters: WEES NIET STOM, WATER IS EEN RECHT VAN DE MENS, ELKE MANIER VAN VERKOOP IS MOREEL VERKEERD.” Is degene die aan het mooi schrijven is een jongen, een meisje? “Zij was de mooiste jongen die ik ooit gezien had.” Het is Robin Goodman, een meisje. Anthea en Robin worden stapelverliefd op elkaar. Tot grote ontzetting van Imogen. Via haar gedachten en een ontmoeting met mannelijke collega’s (vazallen van de boze tovenaar) lezen we alle vooroordelen over gender die je kunt bedenken. Gelukkig eindigt het hoofdstuk positiever. Totaal dronken gevoerd komt Imogen thuis en ontmoet Robin. De twee komen nader tot elkaar. Robin geeft haar een glas water (Eau Caledonia, het water van Pure!). Imogen vraagt: “Wat is het correcte woord voor jou?……Het juiste woord voor mij, zegt Robin Goodman, is ik.”

Anthea en Robin genieten van hun verliefd zijn. Robin vertelt de mythe van Iphis aan Anthea. Ali Smith doet dat mooi, grappig. In het kort komt het verhaal er op neer dat twee meisjes, Iphis en Ianthe, met elkaar willen trouwen. Door de hulp van godin Isis verandert Iphis op de dag voor het huwelijk in een jongen.  

Imogen vertrekt naar Londen voor een promotiebespreking met Keith. Tijdens de reis komt ze uit de ban van de boze tovenaar. Ze ervaart dat Pure een bedrijf is dat verkeerde dingen doet (b.v. dat ze ergens in India een filtreerdam bouwen om Pure laboratoria te bevoorraden, maar die dam blokkeert de toegang tot vers water voor de plaatselijke bevolking), dat Keith een absoluut verkeerde man is en dat ze de baan niet wil. Ze vlucht weg en in de trein terug verklaart ze haar collega Paul (geen vazal!) haar liefde, die door hem beantwoord wordt. Hij staat op het station in Inverness en leidt haar langs diverse gebouwen waar teksten op geschreven staan, ondertekend met Iphis en Ianthe en die teksten gaan allemaal over maatschappelijke misstanden: “Wereldwijd worden 2 miljoen meisjes bij hun geboorte gedood omdat ze geen jongen waren. Dat is officieel.(Helaas staat er niet bij per welke tijdseenheid.) “Tel daarbij de officieuze schatting van nog eens 58 miljoen meisjes, gedood omdat ze geen jongen waren. Dat maakt 60 miljoen meisjes. Vrouwen verdienen nergens hetzelfde loon als mannen.” En zo nog veel meer teksten. Imogen en Paul zijn gelukkig, met elkaar en met de situatie. 

Als Anthea de grote verandering bij Imogen waarneemt, roept ze: “Het wonder. Dat de hemel mijn zus voor jou heeft geruild, wie je ook bent.” En Imogen antwoordt: “Een met liefde gegeven glas water, daar komt het door.” Zoals in de mythe Iphis verandert van een meisje in een jongen, zo verandert in dit sprookje Imogen van een behekste vrouw in een tot zichzelf gekomen vrouw. 
Het sprookje eindigt met een prachtig gedroomd huwelijksfeest van Robin en Anthea, een waar happy end. 

Ali Smith heeft een originele, mooi geschreven variatie geschreven op de oude mythe. Achterin het dankwoord schrijft ze dat de op de muren geschreven teksten berusten op statistieken verzameld door Womankind, een Britse liefdadigheidsorganisatie. Dat zijn dus geen sprookjes! 
Ali Smith schreef Meisje ontmoet jongen als onderdeel van de serie Canongate Myth Series, boeken van uiteenlopende schrijvers die een klassieke mythe hervertellen. Uitgeverij Orlando is gespecialiseerd in het uitgeven van mythologische hervertellingen, vertaald in het Nederlands. Er zijn zeker al 14 titels verschenen.

De vertaling uit het Engels door Hi-en Montijn is ook mooi gedaan.  

Uitgeverij          Orlando, 2023                    
Pagina’s           158 
Vertaald            uit het Engels door Hi-en Montijn (Girl meets boy) 
ISBN                 978 9083 335 803 

Recensie door Vera Berendsen, maart 2024                          




‘Empusion’ door Olga Tokarczuk

Een natuurgeneeskundig griezelverhaal

Op het eerste gezicht kan Empusion moeilijk toegankelijk zijn. De titel spreekt niet voor zich. Ik wist in ieder geval niet dat een empousa in de Griekse mythologie een vrouwelijk demonisch figuur is, die zich zou voeden met mensenvlees en geassocieerd werd met de nacht. Ook de vergelijking met De Toverberg van Thomas Mann was niet direct een aanbeveling: een vuistdikke roman over mannen die tijdens hun herstelperiode in een sanatorium eindeloos filosoferen. Empusion zou hierop een feministisch antwoord zijn. Toch had ik er zin in. Een paar jaar geleden heb ik genoten van Olga Tokarczuks roman Jaag je ploeg over de botten van de doden (2009, vertaald in 2020), al vond ik de titel noch het omslag van de Nederlandse vertaling uitnodigend.

Empusion begint met de aankomst van een jongeman, Mieczysław Wojnicz, in een kuuroord in Görbersdorf, het huidige Poolse Sokołowsko. Het is 1913 en hij is 24 jaar. Hij lijdt aan tbc en de lucht in het hooggelegen bergdorp moet genezing brengen. Omdat er nog geen plaats is in het sanatorium, verblijft hij in een herenpension, samen met vier andere mannen. Het verhaal wordt grotendeels verteld vanuit het perspectief van Wojnicz, maar aan het begin en soms op latere momenten zijn er andere stemmen die alles heel precies observeren. Geen personen, maar aanwezigheden uit een ver verleden.

De vijf heren dineren gezamenlijk met de eigenaar van het pension en maken ook regelmatig wandelingen, naar het sanatorium voor hun behandelingen, of door het dorp en in de omgeving. Bij die gelegenheden wordt er volop gefilosofeerd. Nou ja, er worden opvattingen gespuid, onder andere over het wezen van de vrouw. Op Wojnicz’ eerste dag in het pension overlijdt de echtgenote van de pensioneigenaar door zelfdoding. Dat is bij het avondeten aanleiding tot uitspraken als ‘Bij een man kan een sterke wil bepaalde verleidingen van gekte overwinnen, maar vrouwen zijn daar bijna geheel van verstoken en beschikken over geen enkel krijgswapen.’En later in het boek: ‘De vrouw is als het ware een evolutionaire lanterfant. Terwijl de man al voortgang heeft geboekt en nieuwe vaardigheden heeft opgedaan, staat de vrouw nog altijd op haar oude plek en ontwikkelt ze zich niet verder.’ Aan het eind van het boek somt de Poolse schrijfster op waar ze alle misogyne opvattingen over vrouwen en hun plaats in de wereld gevonden heeft: een lange lijst van 36 auteurs door de eeuwen heen.

Wojnicz arriveert in september. Vanaf het begin van zijn verblijf hoort hij van zijn medegasten dat er in het dorp en omgeving herhaaldelijk mensen vermoord worden. Op de begraafplaats ziet hij inderdaad dat er opvallend veel graven zijn van mensen die in november zijn overleden. Elk jaar komt er een man om, soms twee, in stukken gereten in het bos. Dat lijkt terug te voeren op een gewelddadige confrontatie tussen twee religieuze kampen ten tijde van de reformatie. Enkele vrouwen werden van ketterij en hekserij verdacht. Een van hen noemde onder marteling de namen van alle vrouwen die ze kende in de omgeving. Dat leidde ertoe dat alle vrouwen uit angst de bergen in vluchtten en mannen, kinderen en huishouden achterlieten. Toen daardoor alles uit de hand liep, kwam uiteindelijk van hogerhand de opdracht te stoppen met de martelingen. Maar een aanzienlijk deel van de gevluchte vrouwen is nooit meer teruggekeerd, zo gaat het verhaal.

Op een van de uitstapjes naar de bergen bezoeken de heren ook een kamp van houtskoolbranders. Dat zijn nogal ruwe lui die daar het hele seizoen bivakkeren. Om in die periode aan hun gerief te komen maken ze een soort vrouwenfiguren in de grond. Deze episode roept een beklemmende sfeer op. De suggestie wordt gewekt dat zij iets te maken hebben met de mysterieuze moorden.

Ook verder in het boek is er weinig sprake van vrolijkheid of lichtheid. Wojnicz probeert zich staande te houden door zich niet teveel in te laten met de anderen. Hij lijkt een geheim met zich mee te dragen en is bang ontmaskerd te worden als hij zich teveel laat zien. Ook is hij er niet erg op gebrand weer terug naar huis te gaan. Volgens zijn vader en zijn oom (die officier in het leger is) is hij veel te zacht, ‘hij lijkt wel een wijf’. Zonder de clou van het verhaal te verklappen kan ik wel zeggen dat dat uiteindelijk juist zijn redding is.

Ik heb Empusion met veel plezier gelezen. Olga Tokarczuk heeft er een echte thriller van weten te maken, door het oproepen van de beklemmende en geheimzinnige sfeer, steeds kleine stukjes informatie te geven over Wojnicz en de raadselachtige moorden. Ze werkt toe naar een climax die je nog wel kon zien aankomen, maar een verder onverwacht einde. In het boek staan enkele foto’s van het dorp en in de epiloog lezen we wat er met enkele personages na de beschreven gebeurtenissen is gebeurd. Een waargebeurd verhaal dus? Wat mij betreft een mooie mix van realiteit en fantasie.

Olga Tokarczuk (1962) is de belangrijkste Poolse auteur van haar generatie. Na haar studie psychologie had ze enige tijd een praktijk, maar al snel begon ze haar literaire carrière. Vanaf 1996 kreeg ze daarin succes. Ze won verschillende literaire prijzen, met als bekroning de Nobelprijs voor Literatuur 2018. De reden voor de toekenning is volgens de jury ‘voor een verhalende verbeelding die met encyclopedische passie het overschrijden van grenzen voorstelt als een vorm van leven’. Daar is Empusion een mooi voorbeeld van.

Uitgeverij      De Geus, 2023
Pagina’s        361
Vertaald        uit het Pools door Karol Lesman (Empuzjon – Horror przyrodoleczniczy Empuzjon – Horror przyrodoleczniczy)
ISBN             978 9044 548 655

Recensie door Marianne van der Weiden, maart 2024




‘De Schoft’ door Marente de Moor

De Schoft van Marente de Moor is typisch een ideeënroman. Handelingen vinden nauwelijks plaats, terwijl gedachten de hoofdrol spelen, en met name die in het hoofd van journalist Tom Willems.

Het onderwerp van het verhaal is actueel: bootvluchtelingen. Ze worden opgevangen door het naamloze schip van stichting Archangel dat ‘bemand’ wordt door vrouwen. Hun namen wisselen want die zijn niet belangrijk. De vluchtelingen op de Middellandse Zee noemen zij ‘evacués’. Aan het hoofd staat ‘Lady Aga’ die haar idealisme luidkeels uitroept: “Wat nou vluchtelingencrisis? Het Westen verwoest de planeet en is de oorzaak van de oorlogen op het zuidelijk halfrond. Hier is niets eerlijks aan, goddammit!”

Hoofdpersoon Tom Willems, die eigenlijk Tomasz Wilenski heet, is de zoon van een anticommunistische Oekraïens-Joodse vader, die gevlucht is voor de Russen, en een moeder, die zich fanatiek met arbeidsmigranten bezighoudt. Tom was journalist, maar eruit gewerkt wegens te rechtsextremistische ideeën, waar overigens weinig van naar voren komt. Hij krijgt van een oude vriend de kans om toch weer een reportage te maken en wel op het schip. Daar komt hij onder pseudoniem omdat hij anders afgewezen zou kunnen worden door mensen die zijn ideeën kennen. Hij was altijd voor niets of niemand bang, maar aan boord van het schip voelt hij zich voortdurend bedreigd. Waardoor is niet duidelijk. Hij is een introverte, mensenschuwe, aan alles twijfelende man van vijftig met smetvrees en voelt zich uitgerangeerd.

De vluchtelingen die aan boord gehaald zijn geen wanhopige, uitgeteerde mannen en vrouwen, maar uitsluitend jonge, sterke mannen die elkaar onderling wantrouwen. Wegens plaatsgebrek zal Tom zijn hut moeten delen met een van hen en dat wordt Adama, een Senegalese vluchteling, die het alter ego van Tom lijkt te zijn. Hij is de enige die zijn naam van begin tot einde houdt. Bedoeld of onbedoeld lijkt die te verwijzen naar de eerste mens op aarde, terwijl alle andere namen niet van belang zijn. Ze voeren talloze gesprekken waarbij Adama de wijze man is en Tom het angstige kind.

De hele situatie is op zich interessant. Een groep linkse vrouwen tegenover een groep gelukzoekende moslimmannen, en een rechtse toeschouwer die dit alles mag beschrijven in de besloten ruimte van een schip, waar het voedsel op begint te raken als er nergens aangemeerd kan worden. Opvallend is dat de linkse kant overkomt als schreeuwerig en dogmatisch en de rechtse kant als doordacht en veel realistischer én niet echt rechts.

Tom krijgt geen letter op papier. Wat hij niet durft te vragen is of de vrouwen met hun schip niet medeplichtig zijn, omdat ze de handel in vluchtelingen faciliteren. Als hij vraagtekens zet bij Aga’s goede werk ”zal hij de rest van zijn leven worden onderbroken, afgebroken, overschreeuwd.” Hoe erg zou dat zijn voor zijn dochter Lauren? “Zij zal door het leven moeten als het kind van die schoft.” Hij zit ingeklemd tussen enerzijds het mantra van de vrouwen “het doet er niet toe wie we redden, maar dat de mensen die we redden, gered moeten worden.” en anderzijds “kun je afzijdig blijven als je getuige bent van een misdaad?

Tussen de bedrijven door staan cursief gedrukte delen van heiligenlevens uit Legenda Aurea van Jacobus de Voragine. Tom leest die graag, aangevuld met verhalen over mythologische vrouwen uit de Oudheid. Alle fragmenten gaan voornamelijk over vrouwen die hun lichaam offerden voor hun geloof of ideaal. “Waarom oogsten vrouwen pas bewondering als ze lijdend en strijdend ten ondergaan voor hun idealen”, vroeg Marente de Moor zich af. Die gedachte lijkt zij niet te koppelen aan haar verhaal. De vrouwen op het schip komen hoegenaamd niet heldhaftig uit de verf en lijden doet alleen degene die wordt verkracht. Maar daar wordt de volgende dag al niet meer over gepraat. Waarom dan die lijdende strijdende vrouwen? Marente de Moor zegt hierover in een interview: “Toen ik me verdiepte in de activisten die op de ­Middellandse Zee migranten redden, bleken dat vaak vrouwen te zijn. Met een nogal gesloten wereldbeeld. Ze deden me denken aan vrouwelijke heiligen uit de katholieke canon. Die heilige meisjes van toen (…) ­waren ook activisten, maar dan voor Jezus Christus”.

Van het ene op het andere moment verandert het karakter van het boek. Tom springt overboord en komt aan land na een soort mythologische ervaring. Wat werkelijkheid is of niet, wordt niet duidelijk. Tom is nu ook een vluchteling zonder geld of paspoort. In een kerk spreekt een man in een visserstrui hem aan. Hij lijkt sprekend op Toms vader en zegt: “Tegenwoordig is niemand meer heilig. Zowel onder de toeristen als onder de vluchtelingen heb je lieverdjes en schoften. Wat ben jij? Een lieverdje of een schoft?” Tom reageert alleen met: “Dat ligt aan wie je het vraagt.
De slotgedachte is dan: “Je moet toch een verhaal hebben. De geschiedenis vormt zich door besluiten. Wat men besluit door te vertellen en wat men besluit te verzwijgen.” 

Zo eindigt deze roman vol tegenstellingen. Het gaat wel en niet over bootvluchtelingen, wel en niet over links contra rechts, wel en niet over strijdende vrouwen, die zichzelf opofferen. Uiteindelijk gaat het alleen maar over een man die op zoek is naar een verhaal en dan wel voornamelijk over zichzelf.

Marente de Moor zegt in een interview dat haar missie geslaagd is als de lezer zich voortdurend afvraagt wie er nou eigenlijk een schoft is. Ze heeft daarnaast een lans willen breken voor de twijfel. Dat je altijd mag vragen ‘Is dat wel zo?’, zonder onder verdenking te worden geplaatst. Twijfel wordt in onze cultuur gezien als een teken van zwakte. “Twijfel is juist een teken van verdraagzaamheid. Als je die toelaat, erken je dat een verhaal altijd twee kanten heeft. Tegenwoordig oordelen mensen meteen: ‘Is dit een fout mens of een goed mens? Een schoft of niet?’ ”

Uitgeverij      Querido, 2023
Pagina’s        221
ISBN              978 9021 475 530

Recensie door Janny Wildemast, februari 2024