Een lange zomer vrij klinkt als een heerlijk ontspannen vooruitzicht, zeker als je 17 bent en net gehoord hebt dat je een volledige beurs hebt gekregen om in oktober aan de universiteit te gaan studeren. Una mag in Londen beginnen, Hetty en Lieselotte in Cambridge. Maar op die leeftijd is waarschijnlijk niets eenvoudig, en al helemaal niet in de zomer van 1946, als de Tweede Wereldoorlog nog maar nauwelijks is afgelopen.
Alle drie zijn ze enig kind en hebben ze een lastige thuissituatie. Una en Hetty zijn vriendinnen sinds hun vroege kindertijd, Lieselotte is een Joods Duits meisje dat net voor de oorlog met een kindertransport in Engeland in veiligheid is gebracht en bij een Quaker-echtpaar woont. Ze weet niet wat er met haar familie is gebeurd. De vaders van Una en Hetty zijn beschadigd geraakt door hun betrokkenheid bij de Eerste Wereldoorlog en lijden aan wat in het stadje ‘de Somme’ heet. De vader van Hetty heeft gestudeerd, maar kan zijn draai niet meer vinden in vast werk en verdient nu wat bij als grafdelver. De vader van Una was arts, maar is op een dag van een klif gesprongen. De moeder van Hetty is een kletskous en een bemoeizuchtig type, is zich bij alles bewust van wat de andere dames in haar kennissenkring wel niet zullen zeggen. Ze kan haar dochter niet loslaten. De moeder van Una trekt zich juist weinig aan van anderen en heeft een losse, maar warme band met haar dochter.
Una, Hetty en Lieselotte gebruiken de zomer om te ontdekken wie ze zijn en wat ze willen, en om zich los te maken van thuis. Una trekt er op de fiets op uit met haar vriendje Ray, die actief is in de vakbeweging. Een paar keer kiezen ze voor een meerdaagse tocht met een overnachting in een leegstaande jeugdherberg. Ze proberen te ontdekken hoe ver hun relatie gaat, met de onderliggende angst dat ze uit elkaar gaan groeien als Una naar de universiteit gaat. Hetty probeert zich te ontworstelen aan de continue waakzaamheid en zorgzaamheid van haar moeder en trekt er een paar weken met een stapel boeken op uit naar het Lake District. Ze probeert zich ook los te maken van haar vriendje Eustace, een wat vreemde jonge man die in het leger zit en eigenlijk meer aandacht besteedt aan Hetty’s moeder dan aan Hetty zelf. Hij heeft haar geholpen bij het vak Engelse literatuur. In haar onzekerheid heeft ze daardoor het gevoel dat ze haar beurs aan zijn hulp, en dus aan hem, te danken heeft. Maar eigenlijk wil ze een vriendje waar ze vlinders van in haar buik krijgt en niet zo’n stijve hark. Lieselotte vertrekt opeens bij haar gastgezin. Ze wordt door een Joodse organisatie opgehaald en naar Londen gebracht, waar ze intrekt bij een oud echtpaar dat haar hartelijk ontvangt in een huis vol oude spullen en herinneringen. Daar krijgt ze te horen dat er nog een levend familielid van haar is gevonden in Californië. Ze gaat erheen, en pas dan komen alle kinderherinneringen en angsten eruit.
We volgen de wederwaardigheden in aparte hoofdstukken over de afzonderlijke vriendinnen. Jane Gardam is een boeiende vertelster en weet je goed te betrekken bij wat er allemaal gebeurt. In het verhaal zijn de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog nooit ver weg, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de schaarste aan voedsel en goederen. Alles is nog op de bon. Ook de verwoesting door de Duitse bombardementen is nog zichtbaar. Voor de drie hoofdpersonen is dat echter het decor, niet de essentie van hun bestaan. Die wordt gevormd door hun zoektocht naar zelfstandigheid. Het is mooi om te lezen hoe er voor elk van hen gedurende de zomer aardige en behulpzame mensen zijn. In de laatste hoofdstukken raken de verhaallijnen van de drie vriendinnen met elkaar vervlochten en merken ze dat ze op elkaar kunnen steunen. Het boek eindigt hoopvol en optimistisch: deze drie gaan het wel redden, ook in hun nieuwe omstandigheden aan de universiteit. Eigenlijk vind ik de Engelse titel, The Flight of the Maidens, krachtiger dan de Nederlandse, omdat de Engelse meer de beweging en doelgerichtheid van de vriendinnen aangeeft. De Nederlandse titel suggereert juist een zomer van helemaal niets doen. En dat is zeker niet het geval.
Jane Gardam (Coatham, 1928) is na haar studie Engels steeds actief geweest in de literaire wereld, eerst als bibliothecaresse, later als schrijfster. In 1971 publiceerde ze haar eerste kinderboek. Daarna heeft ze nog meer dan dertig kinderboeken, verhalenbundels en romans geschreven. Sommige daarvan zijn genomineerd geweest voor prijzen, waarvan ze er zeven verzilverd heeft. Ze is de enige schrijver die twee keer met de Whitbread/Costa Award (een zeer prestigieuze prijs in het VK) bekroond is. Haar laatste roman verscheen in 2013. Ik heb niet kunnen achterhalen waarom het zo lang geduurd heeft voordat The Flight of the Maidens in het Nederlands is vertaald. Wel mooi dat het er uiteindelijk van gekomen is, want het is een boeiend en lezenswaardig verhaal, waarvan je wilt weten hoe het afloopt.
Uitgeverij Cossee, 2024
Pagina’s 361
Vertaald uit het Engels door Gerda Baardman en Kitty Pouwels (The Flight of the Maidens, 2000)
ISBN 978 9464 521 627
Recensie door Marianne van der Weiden, maart 2025