‘Lolly Willowes’ door Sylvia Townsend Warner

De debuutroman Lolly Willowes van Sylvia Townsend Warner verscheen in 1926 en is door uitgeverij Orlando weer uit het verleden naarboven gehaald. In 2011 heeft Sarah Waters er een nawoord aan toegevoegd. Daaruit leren we dat Sylvia Townsend Warner (1893 – 1978) “een getalenteerd musicoloog, een gevierd dichter, dagboekschrijver en brievenschrijver, politiek correspondent, vertaler en biograaf, een productieve korte-verhalenschrijver en de auteur van zeven opmerkelijke romans” was. Haar eerste was zeer succesvol en zal dat na bijna een eeuw nog steeds blijken te zijn.

Laura Willowes, die door een klein nichtje ‘tante Lolly’ wordt genoemd, woont in het landhuis Lady Place in Somerset. Ze zorgt na de dood van haar moeder voor haar vader en de hele huishouding. Als haar vader sterft neemt een pasgetrouwde broer het huis over en volgens de vroeger geldende normen moet Laura nu plaatsmaken voor de nieuwe vrouw des huizes. Even vanzelfsprekend wordt ze dan opgenomen in het gezin van haar andere broer Henry en zijn dominante vrouw Caroline die in Londen wonen. Twintig jaar lang vindt Laura het de gewoonste zaak van de wereld dat ze de gratis hulp in de huishouding en kinderverzorgster mag spelen. Al die tijd leeft ze in een respectabele doodsaaie middenklasse omgeving – of zoals Laura het ziet: “Toen ze de gordijnen opentrok bekeek ze de dag zonder verrassing. Ze had hem al gezien” – en protesteert nooit. Aan de Victoriaanse conventies wordt in alle omstandigheden vastgehouden, ondanks WO I, de sociale en economische veranderingen en de positie van de vrouw die stap voor stap bespreekbaarder wordt. Al die dingen worden nauwelijks genoemd en zijn toch overal aanwezig. Laura taalt niet naar een echtgenoot en kinderen. In de kerk van haar broer en schoonzus vindt ze evenmin iets dat haar leven zou kunnen vullen. Toch is Laura zich bewust van haar positie. Als ze gezellig met Henry en Caroline bij de open haard zit, voelt ze tegelijkertijd dat “haar geest reikte naar iets wat haar ervaring ontging, iets wat schimmig en dreigend was en toch aangenaam, iets wat op de loer lag in woestenijen (…). Eenzaamheid, verveling, ontvankelijkheid voor angst en voor een onchristelijke heiligheid: dat waren de dingen die haar gedachten bij de gerieflijke haard vandaan lokten”.

Dit deel van de roman is bijzonder geestig door de licht sarcastische laag die de schrijfster over het verhaal legt. Haar intellectuele achtergrond blijkt voortdurend uit haar woordgrappen. Pas na tweede lezing van de roman zie je alle hints naar een ander leven dat Laura in gedachten heeft. Daarvan weten Henry en Caroline niets en dus vernemen ze tot hun grote schrik dat Laura schijnbaar van de ene op de andere dag in een pension in de Chilterns gaat wonen, in het dorpje Great Mop, waar ze zich eindelijk vrij voelt. Een huis kopen kan ze niet, want broerlief blijkt haar geld verkeerd belegd te hebben. Dat geld beheerde ze als vrouw natuurlijk niet zelf.

In de volgende delen verandert de toon van het verhaal volkomen. Lolly wordt weer Laura. In een sfeer van een soort magisch realisme wordt haar leven in de Chilterns beschreven. Ze maakt lange wandelingen en voelt zich een met de natuur die lyrisch, mysterieus en gedetailleerd beschreven wordt. Toch wordt ze niet zozeer aangetrokken door de natuur als wel door de magie. In Great Mop blijken de bewoners laat naar bed te gaan. Laura ontdekt dat ze allemaal iets met magie te maken hebben. De sfeer wordt griezelig, maar zo ondergaat Laura dat niet. Als ze later bij een heksensabbat wordt uitgenodigd, zullen de dingen wat meer op hun plaats gaan vallen.
Maar dan besluit neef Titus om zich ook in Great Mop te gaan vestigen. Vroeger was hij Laura’s lievelingsneefje, maar nu is hij de indringer die het verleden met zich mee terug neemt. Door hem zou ze weer tante Lolly worden. “Als een hoopje oude vodden had ze twintig jaar van haar leven weggegooid, maar de wind had ze teruggeblazen en haar in haar oude uniform gehesen.” “Ze waren met z’n allen tegen haar. Ze waren gekomen om haar ziel te grijpen, en ze waren rotsvast overtuigd van hun prooi.”
Terwijl ze haar wanhoop uitschreeuwt, gebeurt er iets. Een wit katje dat haar tot bloedens toe krabt, is de aanleiding. Ze weet nu zeker dat ze een pact met de duivel heeft gesloten dat met bloed is bezegeld en dat ze een heks is. Vanaf dat moment krijgt Titus een hele serie kleine ongelukjes en vertrekt hij uit Great Mop.

De duivel verschijnt eerst aan Laura als een jachtopziener en later als een tuinman. Ze vergelijkt hem ook wel met een dolende ridder, maar haar beste vergelijking is die met een “jager, of stroper zelfs, die na donker door de bossen sluipt”. Met hem voert ze een aantal gesprekken waarin ze heel duidelijk maakt waarom ze bij hem wil horen. Je wordt heks “om een leven voor jezelf te hebben en niet een bestaantje dat dat je door anderen wordt toegeschoven, de liefdadige kliekjes van hun gedachten, zoveel ons verschaald genadebrood per dag, het wetenschappelijk berekende werkhuisrantsoen om je in leven te houden”. Dat heeft allemaal niets te maken met de “goedkope, armzalige huisvrouwenhekserij, zwarte magie, en witte magie is geen haar beter”. Vrouwen hebben de duivel het hardst nodig. “Vrouwen hebben zo’n levendige verbeeldingskracht en ze leiden zo’n saai leven. Hun plezier in het leven is zo snel voorbij, ze zijn zo afhankelijk van anderen en hun afhankelijkheid wordt zo snel een last.”
De jacht zit erop voor de duivel. Hij heeft er weer een ziel bij en verder laat hij die ziel met rust en dat is precies wat Laura wil.

In het verhelderende nawoord van Sarah Waters wordt de gelaagdheid van de roman toegelicht. Het belangrijkste onderwerp is en blijft echter de positie van de vrouw. Het verhaal van Laura speelt zich af in een tijd waarin vrouwen door WO I mannenwerk deden en gingen vechten voor stemrecht. Ze wilden buiten de patriarchale cultuur staan en niet meer aan de verwachtingen van anderen -lees mannen- voldoen. Hierbij speelt de heks als feministisch icoon een grote rol. Het is echter wel de vraag of Laura zich niet eerst door haar vader liet overheersen, vervolgens door haar broer Henry en ten slotte door de duivel en dus niet in staat is gebleken zich aan de mannelijke dominantie te ontworstelen.
Lolly Willowes is in sommige opzichten gedateerd maar je verzetten tegen de verwachtingen van anderen, onconventioneel durven denken, niet achter de massa aanlopen, is van alle tijden.

Uitgeverij      Orlando, 2024
Pagina’s        223
Vertaald        uit het Engels door Ine Willems (Lolly Willowes, or the Loving Huntsman -1926-)
ISBN             978 9083 375 762

Recensie door Janny Wildemast, juli 2024