Een geschiedenis over angst, repressie en vrouwenhaat
Volgens de Zweedse historicus Dick Harrison zijn er in de 15e t/m de 17e eeuw in Europa zo’n 80.000 heksenprocessen gevoerd, waarbij ongeveer 35.000 mensen ter dood zijn gebracht. Tussen de 75 en 85 procent was vrouw. In Nederland zijn ‘maar’ tussen de 160 en 300 mensen geëxecuteerd wegens hekserij, vooral dankzij onze Gouden Eeuw. Een algemene verklaring voor de heksenjachten is nog door geen enkele geleerde gevonden. Dick Harrison noemt wel ‘de grimmige onderstroom van boosaardigheid die altijd in de menselijke samenleving heeft bestaan’, hoewel wij dat maar al te graag ontkennen.
Dick Harrison begint zijn Heksenjacht in de Oudheid en eindigt in onze tijd, want zonder context valt heksenvervolging niet uit te leggen. Hij richt zich voornamelijk op Noord- en West-Europa. Een speciaal deel over Nederland en België is toegevoegd en het boek bevat twee delen kleurenafbeeldingen.
Geloof in het bovennatuurlijke is een bijna universeel verschijnsel. Zolang als er mensen zijn, zijn er heksen, of liever magiërs. “In wezen komt de magie –de dromen en de handelingen– voort uit een menselijk verlangen om de natuur te manipuleren” zegt Harrison. Die manipulatie hangt samen met de uitoefening van macht. Uit de Griekse oudheid kennen we figuren als Medea, Circe en Lamia. Toen was magie iets dat ten goede of ten kwade gebruikt kon worden. Ook in de Bijbel komt die tegenstelling voor. In Exodus 22:17 staat: “Een tovenares mag niet in leven blijven.” Dat verhindert Saul niet om de heks van Endor te raadplegen. Echter, met de komst van het Christendom, verandert er het een en ander: tovenarij ging in tegen de almacht van God. Heksen en tovenaars hoorden bij de voorchristelijke wereld, die van de heidenen, en die moesten bestreden worden. Dan ontstaat de strijd van de kerk tegen de ketters. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de Joden en de Katharen. Uitgangspunt was: “Dood ze allen; de Heer herkent de zijnen wel.”
Het volksgebruik van toverij, meestal alleen gebruikt op medisch gebied, raakte verweven met ketterij. Toch waren er in de middeleeuwen geen grootschalige heksenprocessen, in tegenstelling tot de gangbare mening. De kerkelijke inquisitie sloeg alleen toe als er duidelijk sprake was van ketterij. De gedachte ontstond dat ketters zich tegen God keerden en dús samenspanden met de duivel. De volkse magie werd geassocieerd met Satan en demonen. Geleidelijk aan kreeg het nieuwe heksenbeeld theologische en juridische kaders.
In de 15e eeuw gaat het al mis. De Malleus Maleficarum, de Heksenhamer, geschreven in 1486 door dominicaner inquisiteur Heinrich Kramer, wordt een bestseller. Mannen domineerden de samenleving en vrouwen waren een makkelijke zondebok. Ook de theologen beweerden dat vrouwen veel makkelijker beïnvloedbaar zijn dan mannen.
Na de grote Jodenvervolgingen in de late Middeleeuwen en de Renaissance – vooral ten tijde van pestepidemieën – zijn in de 16e en 17e eeuw de heksen aan de beurt. Dit was de tijd van het begin van de Reformatie. Alle andersdenkenden werden een prooi voor de katholieken. Heksenjagers waren er overigens ook onder de protestanten, die de kunst afkeken van de katholieken. Ging er iets mis in de maatschappij, dan werden vrouwen op groteske wijze van de meest onzinnige dingen beschuldigd: ze brachten schade toe aan mensen, dieren en gewassen, ze stonden onder invloed van de duivel met wie ze gemeenschap hadden, ze konden verschijnen en verdwijnen, ze riepen stormen op zodat schepen vergingen, ze brouwden toverdrankjes, of…ze hadden ruzie met de buren en werden voor heks uitgemaakt.
De beschuldigde vrouwen werden gemarteld en bekenden dan alles. Ook ontstond al snel een sneeuwbaleffect: een gemartelde vrouw gaf gemakkelijk namen van andere ‘heksen’ door. En zo werden ze met duizenden tegelijk verbrand.
Een heks kon overigens ook een man zijn, vooral in Rusland, maar mannen worden nauwelijks genoemd. Hooggeplaatsten konden eveneens terecht gesteld worden als heks, maar die konden met geld vaak aan de juiste getuigen komen om aan de dood te ontsnappen. In het algemeen kan gesteld worden dat “toen de mannen het monopolie op het priesterschap kregen, kregen ze het ook te zeggen bij toverijgevallen.”
Bij alle processen, martelingen, verbrandingen en onthoofdingen moet niet vergeten worden dat men vroeger echt bang was voor de duivel, die voor hen een realiteit was. Evenzeer was er angst voor wanorde, controleverlies en machtsverlies.
Als de Verlichting ontstaat, komt het scepticisme t.a.v. heksen naar voren en gaan de brandstapels doven. Tovenarij en heksen worden nu met het verstand benaderd en daardoor in twijfel getrokken. Maar het geloof in allerlei vormen van magie verdween nog niet. Tijdens de Romantiek, die volgde op de Eeuw van de Rede, bloeide dat geloof juist weer op. Denk hierbij aan Frankenstein en andere gothic novels, de sprookjes van Grimm en de opleving van de oud-Germaanse sagen. De duivel werd nu een innerlijke demon. Gerelateerd aan heksen was de toenemende belangstelling voor weerwolven, vampiers en ondoden.
En daarna? De Harry Potter verhalen waren immens succesvol. Halloween vieren we steeds vaker. De duivel is een onderwerp van horrorfilms. “En wie heeft de duivel nodig om zich zorgen te maken als we in de schaduw leven van Auschwitz, Hiroshima en de goelags?”
Tovenarij willen we eigenlijk helemaal niet kwijt ‘want die haalt ons uit de voorspelbaarheid van het dagelijkse leven en plaatst ons in een parallelle wereld waar alles mogelijk is, zonder te rommelen met science fiction of religie.’
Wij doen tegenwoordig aan racisme en complottheorieën en lopen met de massa mee zoals tijdens de Communistenjacht in de jaren 50, of de bestorming van het Capitool of als mensen zich niet laten vaccineren. Volkerenmoorden zijn er nog steeds en Navalny is net begraven. Zoveel is er niet veranderd sinds vroeger.
Heksenjacht is daarmee geen boek over vroeger.
Dick Harrison heeft in Heksenjacht een ongelooflijk diepgaand onderzoek gepresenteerd, dat heeft geresulteerd in een uiterst leesbaar verhaal.
Twee kanttekeningen: Een groot deel van Heksenjacht wordt gevuld met een chronologisch en geografisch verslag van de tovenarijprocessen. In heel veel gevallen eindigt zo’n verslag met: we weten niet hoe het is afgelopen wegens gebrek aan documentatie. Wetenschappelijk gezien kan dit deel niet weggelaten worden, maar voor een gemiddelde lezer is hier moeilijk doorheen te komen. Uit pure verveling door al die opsomming ga je zelfs uit het oog verliezen hoe erg het was wat er gebeurde.
Een ander minpunt is dat dit boek zeker geen volledig overzicht geeft van de heksenvervolgingen, maar dat was ook niet de bedoeling van de schrijver. Toch heb ik de indruk dat het boek aan kwaliteit gewonnen zou hebben als minder landen diepgaander beschreven waren.
Dat neemt niet weg dat Heksenjacht veel stof tot nadenken geeft. Allereerst rond de vraag wat er van de heksenjacht op vrouwen nu nog over is. Daarnaast ook heel andere vragen als: waarom roepen wij denkbeeldige angsten in het leven en hoe doen we dat? Tot welk kwaad zijn wij in staat? Hoe dragen wij allemaal het heksen jagen in ons, al noemen we het nu anders?
Uitgeverij Omniboek, 2024
Pagina’s 448
Vertaald uit het Zweeds door Ger Meesters (Ondskans Tid)
ISBN 978 9401 920 087
Recensie door Janny Wildemast, april 2024