‘De Revolutie van Pelle’ door Conny Braam

In de historische – en gedeeltelijk autobiografische – roman De Revolutie van Pelle beschrijft Conny Braam de levens van haar oma, haar moeder en zichzelf tegen de achtergrond van wat er zoal gebeurde tussen 1884 en 1968.

In het eerste deel speelt grootmoeder Keet Pelle de hoofdrol in IJmuiden tussen 1884 en 1924. Het opkomende socialisme en communisme, de strijd om stemrecht, de oorlog in Atjeh en de Eerste Wereldoorlog vormen de achtergrond.
Het tweede deel gaat over een dochter van Keet, Grada. Haar leven speelt zich af in Beverwijk, waarvan de periode 1925–1954 beschreven wordt. Dominant hierin zijn de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog, waar zowel Grada als haar man Nico zwaar onder geleden hebben, en waarom ze naar Arnhem zijn verhuisd. Grada’s oorlogstrauma’s vormden de directe aanleiding voor Conny Braam om deze roman te gaan schrijven.
In het derde deel komt Conny zelf aan het woord onder de naam Lena Braam. Van haar leven worden maar tien jaar beschreven (1958 – 1968), waarin echter veel gebeurde. In die periode van wederopbouw werd de kernenergie verder ontwikkeld, waar veel protest tegen was. De oorlog in Indonesië was nog niet voorbij en de Koude Oorlog vormde een voortdurende dreiging, Kennedy en Martin Luther King werden vermoord en dan hebben we het nog niet eens gehad over de Vietnamoorlog, de studentenopstanden, de hippies, de Flowerpower beweging, enzovoorts.
Conny Braam vat dit alles samen als: “Mijn oma was een echte anarchiste, mijn moeder had de ambitie om zich op te werken uit de armoede van de IJmond en die rebelse dochter, dat ben ik zelf. Het boek gaat over het verlangen naar de revolutie.”

Over alle bovengenoemde historische gebeurtenissen zijn bibliotheken vol geschreven, maar omdat Conny Braam haar vrouwen van drie generaties daarin plaatst wordt het levende geschiedenis die boeit van begin tot eind.

Keet Pelle kwam met haar vader uit Brabant. Vader moest daar weg omdat hij iets te onvoorzichtig met stropen was geweest. In IJmuiden begint hij een café dat al gauw de naam ‘De Kroeg van Pelle’ krijgt. Indertijd hebben Adrianus Johannes Bik en zijn zwager Jan Willem Arnold, rijk geworden door koloniale handel en slavenhouderij, de duinvallei Breesaap gekocht. Het Noordzeekanaal is er doorheen gegraven en zo kon het latere IJmuiden zich ontwikkelen.
Het idee was dat de stad een chique badplaats zou worden, terwijl de kanaalgravers zich maar moesten zien te redden op een stuk grond dat De Heide werd genoemd, later Velseroord. Zij leefden in de grootst mogelijke armoede. Zo ontstaat de socialistische beweging waar Keet sterk bij betrokken is. Zij neemt na haar vaders dood de leiding van het café over en leert lezen en schrijven. Daardoor kan ze veel mensen helpen. Ze gaat naar de arbeidersbijeenkomsten en luistert met rode oortjes. Grote indruk op haar maakt Ferdinand Domela Nieuwenhuis en nooit zal ze vergeten hoe hij ooit een stuk uit Max Havelaar voorlas. Ze zingt mee in arbeiderskoren en doet mee aan demonstraties voor gelijke rechten, betere arbeidsomstandigheden en kiesrecht voor mannen én vrouwen.
Intussen verandert IJmuiden van badplaats in visserijstad omdat Amsterdam een stokje steekt voor te grote toeristische concurrentie. De vissers zijn echter niet veel beter af dan de kanaalgravers. De kleinzoon van Bik deelt de lakens uit en zijn zaakwaarnemer August komt nooit met gunstig nieuws voor de arbeiders. Het volk heeft ook niets aan Koning Willem III of aan de Roomse Kerk die het socialisme veroordeelt. Toch zwicht Keet voor de kerk en gaat trouwen met haar verre achterneef Stoffel Pelle. Stoffel is pro Kerk en Koningshuis en maakt het leven van Keet alleen maar moeilijker. Haar grote liefde, de Russische anarchist en marionettenspeler Kolja, zal niet haar partner worden.
Na de Eerste Wereldoorlog, waarvan vooral de arbeidersklasse in Nederland de dupe was, verhuist het gezin naar een plaats waar nu werk is: de hoogovens in Beverwijk. Dan komt dochter Grada aan het woord.

Grada is de steun en toeverlaat van haar moeder en kan daarom niet naar school. Het gezin leeft van de bedeling, want vader Stoffel is zijn baan bij de hoogovens alweer kwijt. Grada heeft een uitstekend geheugen, is slim en kan goed naaien. Haar broer Thijs betekent alles voor haar, al is ze vaak bezorgd over zijn ‘rooie’ gedrag evenals dat van haar militante moeder. Zij is voorzichtiger en bidt elke dag om steun van de Heilige Agatha, want ze wil alles doen om te ontsnappen uit het leven dat ze leidt. Ze krijgt een baantje bij een huisarts en leert daar een heel andere manier van leven dan ze van thuis kent, maar dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit.
Thijs stort zich even fanatiek in de strijd tegen het fascisme als hij deed tegen de kapitalisten. Keet verbergt onderduikers. Grada trouwt. Ze moet wel, wil ze kunnen ontsnappen aan alle ellende. Haar man Nico heeft een trauma opgelopen bij het bombardement van Rotterdam, maar heeft een goede baan bij de Algemene Kunstzijde Unie. Hij kan in de nieuwe tak daarvan in Arnhem aan de slag om daar tot rust te komen, ver weg van de hoogovens die voortdurend gebombardeerd worden. Dan moet Nico zich melden bij de SS voor de Arbeitseinsatz. En dat doet hij ook, want een held is hij niet. Hij wordt afgevoerd naar de loopgraven van de IJssellinie. Dat is de laatste druppel voor Grada. Op een fiets met houten banden en zeven maanden zwanger gaat ze op weg om haar man daar weg te halen. Er volgt een ongelooflijk verslag van haar tocht en van de prijs die ze moest betalen voor het redden van Nico.
Na de oorlog keren ze vanuit Beverwijk terug naar Arnhem, waar ze een burgerlijk bestaan leiden. Alle moed en strijdvaardigheid verdwijnt uit Grada.  Ze stelt zich altijd ondergeschikt op aan haar man, behalve als het om de oorlog gaat. Dan staat Keet weer in haar op.
Conny Braam beschrijft het leven van haar moeder als volgt: “Ze had zó’n behoefte zich uit die armoede te ontworstelen, het enige wat ze wilde, was trouwen met een keurige jongen, een keurig gezin hebben met keurige kinderen, in een fijne keurige buurt. Van de weeromstuit werd ze ook nog eens heel katholiek. Rooms en Oranjegezind, dat was netjes. Zij heeft als het ware haar eigen revolutie gecreëerd. En hoewel haar weg voor mij een doodlopende weg was, heeft die háár bevrijding gegeven. Ik heb veel begrip en respect gekregen voor de weg die zij is gegaan.”

In 1948 krijgt Grada een dochter. Ze wil haar Cornelia noemen, naar haar moeder, maar Nico wil geen tweede Keet in de familie. Dan wordt gekozen voor Keets tweede naam: Helena. Daarop volgt het verhaal van Lena Braam.

Van een stil meisje wordt Lena al gauw een rebelse meid die thuis en op school dwarsligt. Ze heeft een levendige fantasie, is intelligent, maar een gymnasiumopleiding zit er voor haar niet in omdat ze haar eigen normen en waarden belangrijker vindt dan wat de school haar wil leren. Ze voelt zich zeer verwant met oma Keet en wil het liefst bij haar wonen, weg van alle burgerlijkheid en hypocrisie. Oma was overigens degene die Lena liever Conny had genoemd…
Lena is een kind van haar tijd vol actie. In Amerika streden de zwarte Amerikanen voor gelijke rechten, er was verzet tegen de rol van Amerika in Vietnam en Cambodja, studenten wilden meer inspraak, vrouwen lieten steeds meer van zich horen. Lena snakt naar haar eigen vrijheid. Ze zegt: “Zoals wij toen leefden, truttiger kon het niet. Die akelige benepen spruitjeslucht, dat was niet waar ik zin in had. Ik was opstandig en ik was niet de enige. Wereldwijd kwamen mensen van mijn generatie in opstand en ik voelde daar een enorme verbondenheid mee.’’
Lena paste niet in de wereld van haar ouders en was eigenlijk heel eenzaam en onbegrepen. “Het enige wat ik nog kon doen, was een eigen wereld creëren. Ik tekende stripverhalen, speelde marionettentheater.”
In 1968 is de maat vol en Lena vertrekt naar Amsterdam. Ze wil deel uit gaan maken van de revolutie.

Hoe het verder gaat vertelt de roman niet, maar Lena / Conny richtte in 1971 samen met Zuid-Afrikaanse vluchtelingen de Anti-Apartheidsbeweging Nederland op, een van de belangrijkste bondgenoten van het ANC in de bevrijdingsbeweging van Nelson Mandela.

Zij, haar moeder en haar oma zijn drie strijdbare vrouwen die gevochten hebben voor een beter bestaan en voor meer gelijkheid. Conny Braam heeft uitgebreid onderzoek verricht voor haar roman en daarbij veel geleerd uit de socialistische krant ‘Recht Voor Allen’, die een bron van inspiratie vormde. Ze schrijft zo beeldend en zo boeiend dat het een genot is om haar roman te lezen. Bij een herdruk zou het alleen aan te bevelen zijn de fouten eruit te halen. Keet kwam niet uit Zevengehuchten maar uit Zesgehuchten en Catrien is Katrien, om maar wat te noemen.

Uitgeverij      Atlas Contact, 2023
Pagina’s        574
ISBN             9789025470678

Recensie door Janny Wildemast, oktober 2023