portret van een vrouwenhuis
Moeder Margot van schrijfster Martine van Rooijen was vanaf begin 1975 een bezoekster van het net opgerichte Vrouwenhuis in Groningen. Zij wilde zich losmaken van het huwelijk waarin zij volledig vastzat. Moeder en vader scheidden en Margot, aanvankelijk nog timide, ontwikkelde zich tot wie en wat zij wilde zijn met steun van de vrouwen in het Groningse Vrouwenhuis, die haar dochter Martine toen ‘de vreselijke vriendinnen van mijn moeder ‘ noemde. Margot werd zelf een belangrijke steun voor veel andere vrouwen met dezelfde problematiek. Ze stelde zich nooit op als ‘slachtoffer’ maar gebruikte haar kracht en haar vriendelijkheid.
Aan het effect hiervan op de toen tienerdochter heeft de schrijfster niet veel aandacht gegeven. De titel van dit boek veronderstelt dat wel. Dit boek is echter een historisch verslag over het Groningse Vrouwenhuis, dat vanaf 1973 werd voorbereid en begin 1975 open ging. Margot is een voorbeeld van een vrouw die zichzelf ontplooide in het Groningse Vrouwenhuis. Dochter Martine van Rooijen beschrijft -in tegenstelling tot het tienermeisje dat ze was- de geweldige inzet van de vrouwen van het Vrouwenhuis in Groningen met begrip, bewondering en liefde.
Het is een prachtig document geworden, door de vervlechting van het leven van haar bijzondere moeder en de verregaande sociale bewogenheid van de oprichtsters en de actieve vrouwen van het Groningse Vrouwenhuis.
Margots jeugd werd bepaald door het overlijden van haar moeder, waardoor ze vanaf haar eerste levensjaar (1933) in het Rooms-Katholieke wees- en armenhuis in Rotterdam opgroeide. Ze leerde van de strenge nonnen enerzijds orde en discipline, maar vooral breien, verstellen, koken, bakken, naaien en strijken. De Federatie van Rooms-Katholieke verenigingen ter bescherming van meisjes in Nederland aan het weeshuis: “…zij kunnen zich bekwamen voor de grootste levenstaak die zij eenmaal zullen vervullen, namelijk een huishouden besturen en kinderen opvoeden.”
Margot trouwde in 1957. Schrijfster Martine: “Toen ze trouwde verruilde ze het ene keurslijf voor het andere.’” In 1974 solliciteerde Margot, zonder dat haar man het wist, naar de functie van kinderverzorgster bij een opvang voor ongehuwde moeders. Martine over haar moeder: “Ze maakte kennis met de buitenwereld, precies waar mijn vader zo bang voor was.”
Medio 1973 was het Amsterdamse Vrouwenhuis al van start gegaan. Blijkens de stichtingsnota (1975) van het Groningse Vrouwenhuis “accepteren vrouwen het niet langer dat ze in alle sectoren van de samenleving een achterstand hebben en dat hun invloed op het reilen en zeilen van de maatschappij slechts marginaal is.” Op een eerste etage in de Raamstraat in Groningen werd het Vrouwenhuis “de centrale plaats waar vrouwen kunnen komen om te praten, hun ideeën uit te wisselen, hun onderlinge solidariteit te versterken en hun activiteiten te bundelen.’”
Oprichtsters waren een maatschappelijk werkster, twee studentes, een medewerkster van Radio Omroep RONO, een opbouwwerkster en een docente Pedagogiek. Twee van hen brachten een paar weken door in de chaos van het Amsterdamse Vrouwenhuis, sliepen op de grond, walgden van de verstopte wc’s en vonden het dansen met blote borsten van de bezoeksters niet aantrekkelijk. Dat was niet wat zíj wilden. Ze waren sociaal geëngageerd, zagen wat vrouwen nodig hadden om een goed en gelukkig leven te kunnen leiden en waren minder politiek bezig dan de Amsterdamse Vrouwenhuis-vrouwen. Die waren eropuit “De gevestigde orde omver te gooien.” De insteek van de oprichtsters in Groningen was “een ruimte om een bewustwordingsproces bij vrouwen met verschillende achtergronden, ideeën en leefwijze op gang te brengen.” Er meldden zich vrouwen die zich wilden bevrijden van het ‘juk’ van het huwelijk en zich los van hun echtgenoten wilden ontwikkelen. Als de echtgenoot niet wilde meewerken leidde dat meestal tot een echtscheiding. Soms ook tot ommekeer in seksuele identiteit naar een lesbische liefde.
Het Groningse Vrouwenhuis bood praatgroepen over alles wat vrouwen nodig hadden voor een betere positie in de maatschappij en sloot aan bij de individuele interesses. Toen in 1977 het Groningse Vrouwenhuis verhuisde naar de Herenweg waren de activiteiten expansief gegroeid. Thema-avonden en groepen, zoals Fort, VIDO (12!), assertiviteitstrainingen, klussengroep en kledingbeurs, zelfverdediging, kinderopvang, het winkeltje, de bibliotheek, draaiden volop. Er verscheen een Vrouwenkrant en er was een Vrouwenhulpcentrum. Het was een plek voor lesbische vrouwen die zich eindelijk openlijk konden laten zien en die in het Groningse Vrouwenhuis een belangrijke rol speelden. “De nadruk lag op gemeenschappelijke belangen. Solidariteit stond voorop, niet iedereen hoefde hetzelfde te verstaan onder emancipatie.” Uniek was de damesschrijfbrigade DORCAS: vier schrijfsters die een historische pulproman hadden geschreven, Wilde Rozen, beginnend bij een gezin in de jaren 1900 en eindigend bij de vierde generatie van die familie. De focus was in elke generatie op een meisje in de familie dat lesbisch was. De delen verschenen vanaf 1979, en in 1983 was er een verzamelbundel. Wilde rozenwerd een groot landelijk succes. Een recensie: “Er is maar één lesbische bijbel voor de leesgrage vrouw, die houdt van vrouwen…Wilde Rozen.” In 2008 verscheen nog een heruitgave!
Ook een vrouwenboekhandel, een vrouwencaféen een vrouwendrukkerij werden vanuit het Groningse Vrouwenhuis opgestart.
Er ontstonden scheuren in de samenwerking in het Groningse Vrouwenhuis toen het actievoeren steeds belangrijker werd. Er werd meegedaan aan allerlei landelijke acties, aan demonstraties en aan nachtelijke verfkladderijen tegen politieke tegenstanders van een meer vrouwvriendelijk beleid. Tenslotte leidde dat tot een grote clash. Veel vrouwen vertrokken, gingen elders door, sommigen bleven en nieuwe vrouwen voegden zich bij hen.
Margot (van der Klift) was een graag geziene (gast)vrouw in het Groningse Vrouwenhuis. Ze luisterde zonder oordeel en met een groot hart. Ze begon gedichten te schrijven die veel succes hadden en publiceerde twee dichtbundels. Zij schreef in 1982 in haar bundel Overleven:
Ik kan nu nog opnieuw beginnen
en iedere dag brengt nieuwe dingen
waarvan ik het bestaan niet wist
Slechts een vijand heb ik in
deze lange strijd
dat is de wedloop,
de wedloop met de tijd.
Uitgeverij Passage, 2019
pagina’s 146
ISBN 978 9054 523 703
Recensie door Hannah Kuipers, januari 2020