Maria Barnas werd op 28 augustus 1973 geboren in Hoorn. Ze studeerde aan de Rietveld- en de Rijksacademie in Amsterdam. Haar beeldende kunst is regelmatig op tentoonstellingen te zien en als schrijfster publiceerde ze twee romans en twee dichtbundels. Daarbij schrijft ze over kunst in verschillende bladen. Haar columns uit de NRC zijn gebundeld in Fantastisch. In 2016 werd ze benoemd tot lid van de Akademie van Kunsten. Nachtboot is haar derde dichtbundel.
Het is boeiend om te ontdekken dat ze niet aan één betekenis van beeld of taal vasthoudt, maar nieuwe betekenissen door de woorden laat ontstaan.
Zie bijvoorbeeld in Nachtboot II:
Ik beweeg me tussen een boot en hoe deze is beschreven.
Tussen deze boten is ruimte.
Ik kan erin vallen. Of springen
als van the white cliffs of Dover en nooit een bodem
vinden. Vanaf mijn stoel is een werkelijkheid zichtbaar –
kom ik deze nader als ik mijn stoel naar voren schuif?
Ik wil zien wat er gebeurt wanneer ik de rugleuning
achterover klap –
Dat een ding en de beschrijving daarvan twee verschillende zaken zijn is bekend, maar bij Maria Barnas gaat er in die ruimte van het verschil van alles gebeuren.
Refereert ’the white cliffs of Dover’ aan de wereldberoemde song uit de tweede wereldoorlog? In dit gedicht heeft Maria Barnas het niet over de heerlijkheid van de cliffs, maar over eraf springen en geen houvast vinden in haar poging dichterbij een werkelijkheid te komen. Merk op: een werkelijkheid.
Dat achterover klappen van de leuning is wel het laatste dat ik verwachtte. Ik schiet in de lach, want in zo’n houding meer willen zien? Maar zo’n logica zal hier juist weinig creatieve oplossing te bieden hebben, dus vooruit: achterover! En het werkt; er komen nieuwe beelden.
Het volgende gedicht, III, begint met:
Er hapert een boot die mij op volle zee
naar huis moet brengen.
Ik vraag niet what is the time
omdat ik bang ben dat wie het horloge draagt
zal gissen naar de aard van tijd
om uit te weiden over onkenbaarheid
in het algemeen.
….
Er valt sneeuw
in onbeholpen vlokken uit mijn mond.
Een angstige situatie, waarin communicatie met een medemens ook al weinig perspectief biedt. En na Onkenbaarheid volgt een witte stilte, waarna de toevoeging in het algemeen volgt. Er wordt met een kleine zin veel gesuggereerd over zo’n soort gesprek.
In het gedicht Je zoeken denkt ze een verloren, geliefd wezen ergens te zien. Maar het krabt haar gezicht open en blijkt vreemd te zijn. De eindregels:
Hoor de bange klokken luiden.
We vinden rust
in hoe een waakzaam dier in ons verandert.
Wij laten ons niet vangen.
Prachtig, die Bange klokken en de meervoudige betekenis van hoe een waakzaam dier in ons verandert.
En wat een schokkende zinnen aan het eind van De voorzichtigen:
De mensheid valt uiteen in de voorzichtigen
die geloven dat zij waanzinnig was
en zij die weten dat zij zo moest schijnen.
Wij blijven uiteenvallen aan tafel. Rechtop
om wat beweegredenen moeten zijn.
We volgen en ondergaan het spel van de veranderende invalshoeken. Het is een heerlijk – en spannend proces, waarbij je lezend ook alle hoeken en gaten van jezelf tegen kunt komen.
Een bundel om te blijven herlezen, Nachtboot.
Uitgeverij Van Oorschot, 2018
Pagina’s 66
ISBN 978 9028 282 032
Recensie door Maud Ockers, november 2018