‘Babylon’ door Yasmina Reza

‘Knipper met je ogen en je bent zestig.’

In de roman Babylon is Elisabeth Jauze een Franse vrouw van tweeënzestig jaar, die werkzaam is als octrooirechercheur bij het Institut Pasteur in Parijs. Ze woont in een gerieflijke middenklasse flat in een betonnen Parijse voorstad, is getrouwd met Pierre, een degelijke maar saaie man (‘tussen ons zindert het niet’) en heeft een volwassen zoon die ze bijna nooit ziet.
Ik kan niet zeggen dat ik in mijn leven erg gelukkig ben geweest, als ik doodga zou ik mezelf geen zeven kunnen geven zoals die collega van Pierre die zei: laat ik een zeven zeggen. Nou, ik zou eerder een zesje zeggen, om niet ondankbaar over te komen of iemand te kwetsen, ik zou dus vals spelen en een zesje zeggen. Wat maakt het uit als ik eenmaal onder de zoden lig? Het zal iedereen echt een rotzorg zijn of ik in mijn leven al dan niet gelukkig ben geweest, en mij al helemaal.”

Het verhaal, geschreven vanuit het perspectief van Elizabeth (in de ik-vorm), gaat over een episode van drie jaar van haar leven (met flashbackgedachten over vroeger) met als een snijpunt een gebeurtenis tijdens het ‘lentefeestje’ dat ze op haar tweeënzestigste verjaardag geeft, voor een aantal mensen bij haar thuis in hun flat. “Die opwellingen van optimisme – teveel glazen, teveel stoelen…waardoor we de dingen overdrijven en het allemaal meteen zinloos wordt.”

In de flashbacks mijmert ze over haar vroegere geliefde, een fotograaf. Ze maakte zelf ook foto’s, die ze samen ontwikkelden en afdrukten. Ze observeerden mensen in cafés en hadden het gevoel in vrijheid groots te leven. In haar boekenkast staat een boek, The Americans, van Robert Frank, de beroemde Amerikaanse fotograaf, dat ze weemoedig bekijkt. In het leven van Elizabeth is een grote hoeveelheid cynisme en onverschilligheid geslopen. Ze realiseert zich dat ze geen verwachtingen meer heeft over het leven, dat er geen grote gebeurtenissen meer zijn, alleen doodgewone dingen. “Leven is verliezen van wat was.”

Ze heeft drie jaar een doodgewoon contact met de bovenbuurman, Jean-Lino Manoscrivi, eind vijftig, werkzaam in een winkel voor huishoudelijke artikelen. Hij is getrouwd met Lydie, die ze niet goed kent, een dierenactiviste. Jean-Lino is obsessief op zijn kat Eduardo gesteld en spreekt Italiaans met hem.
Elizabeth en Jean-Lino zijn bevriend, omdat ze met elkaar elkaars verleden kunnen delen. Jean-Lino neemt Elizabeth mee naar de paardenrennen in Auteuil, Elizabeth zal Jean-Lino meenemen naar het Institut Pasteur, om hem de insectenafdeling te laten zien.
Op het lentefeestje, waar ook Jean-Lino en Lydie aanwezig zijn, worden door de gasten op gezapige en ‘gratuite’ wijze onderwerpen besproken: “Als gedogen met onverschilligheid gepaard gaat, blijft er van het begrip niets over dan een holle kreet.”

Op de achterflap van de roman staat dat Jean-Lino na het lentefeestje zijn vrouw Lydie heeft gewurgd. Zesenzestig pagina’s van de roman lees je met dat gegeven en dan gebeurt het. De rest van de roman gaat er niet over dát het gebeurd is, maar over wat er daarna gebeurde. Elizabeth helpt in het holst van de nacht Jean-Lino het lichaam van Lydie te laten verdwijnen. (Ook dit staat op de achterflap). Het verhaal is nu een afwisseling tussen een eenvoudige whydunnit en een aaneenschakeling van overwegingen over de onderwerpen die Elizabeth bezighouden, zoals oud worden, leven en dood, conventies en automatisme, schuld, leugens en onwaarheden, wetenschap en bedrog, begeerte en onverschilligheid, de absurditeit van het leven en het menselijk bestaan. De reacties van haar gasten op de dood van Lydie zijn een voorbeeld van de onverschilligheid die ze tijdens het feestje hadden besproken. De dood van Lydie laat ze koud en onverschillig. Ze voelen zich niet betrokken en zijn hooguit geïnteresseerd in de details.

Geen van de personages kan voorbij de onverschilligheid komen. Onverschilligheid creëert afstand tussen mensen, is kil en meedogenloos. Je kunt voorbij onverschilligheid als je er bewust naar kijkt. Dan zijn acceptatie en mildheid opties. Die verbinden mensen in warmte en mededogen. Gezien het motto, voor in de roman: “The World is not a tidy place. It’s a mess. I never try to put it in order.”   lijkt het of de schrijfster zelf ook niet in staat is anders over onverschilligheid te denken dan haar personages.

Deze roman leest als een toneelstuk. Yasmina Reza zou zelf haar roman kunnen bewerken voor het theater: er zijn weinig personages, er is veel dialoog en er zijn volop overpeinzingen. Het speelt zich af op enkele locaties, dus men kan met een paar changementen toe.

Schrijfster Yasmina Reza (geboren 1959) heeft diverse romans en toneelstukken geschreven, waarvoor ze in Frankrijk prijzen won. Voor haar toneelstukken die ook in Engeland en de VS werden uitgevoerd won ze belangrijke buitenlandse prijzen zoals de Laurence Olivier Award en de Tony Award. Voor haar vorige boek Gelukkig de Gelukkigen (2013, en ookbij De bezige Bij) kreeg ze een nominatie voor de Europese Literatuurprijs en voor Babylon, ontving ze de prestigieuze Prix Renaudot 2106 (een jury van journalisten, geen geld, alleen grote eer en immense verkoop).
Ze begon haar carrière als actrice.

Uitgeverij         De Bezige Bij, 2017
Pagina’s           192
Vertaald            uit het Frans door van Floor Borsboom en Eef Gratama (Babylone) — prima vertaling
ISBN                 978 9023 456 087

Recensie door Hannah Kuipers, augustus 2017