De achterblijvers wordt afwisselend verteld vanuit het perspectief van het pubermeisje Fae en dat van Sprengler (zijn voornaam wordt nooit genoemd), een succesvolle maar eenzame tandarts. Hij heeft zijn eigen praktijk, maar werkt daarnaast ook als forensisch odontoloog en is lid van het Rampen Identificatie Team.
Na de Tsunami op 26 december 2004 vertrekt hij met het RIT naar het rampgebied.
Fae is dan 12 en brengt samen met haar ouders en haar broertje Bodhi de kerstdagen door in Thailand. “Voor het eerst hoefde Fae niet jaloers te zijn op de gezelligheid rond de feestdagen bij de familie Bemelmans. Dat zij thuis nooit een kerstboom hadden omdat dat volgens haar moeder houtverspilling was, gaf dit jaar niet. Ook hoefde ze dit jaar niet in plaats van kalkoen tofoe te eten omdat haar moeder altijd net tijdens de feestdagen op de vegetarische toer ging. Nee, nu was zij een keer degene die geluk had: op vakantie in een ver en tropisch land” (p. 53).
Sprengler is in zijn professionele leven erg succesvol, in zijn privéleven weet hij minder goed hoe zich te gedragen. Zijn hele leven draait om werk en om status en ook de carrière en toekomst van zijn dochter Charlotte heeft hij al helemaal uitgestippeld; zij zal uiteindelijk zijn praktijk overnemen. Zelf denkt Sprengler’s dochter hier echter heel anders over en kondigt tijdens het kerstdiner aan dat ze wil stoppen met haar studie.
De Tsunami komt, hoe cru het ook klinkt, voor Sprengler als een verlossing. Hij hoeft zich niet bezig te houden met de problemen van zijn dochter, met sociale verplichtingen en opgelegde gezelligheid, maar kan ver weg van dit alles doen waar hij goed in is. Zijn blauwe RIT-uniform dwingt bij voorbaat al respect af bij de mensen en hij kan zich dienstbaar maken, zijn expertise tonen.
Maaike Gerritsen geeft in De achterblijvers een gedetailleerd beeld van de werkzaamheden van het RIT. Mooi is ook het contrast en de dubbele gevoelens die ze oproept door de leden van het RIT na aankomst of na een lange werkdag biertjes te laten drinken, te laten lachen en pokeren, of een massage met een “happy ending” te laten bestellen, te midden van de verwoesting en al het verdriet.
Sprengler moet zijn werkzaamheden in Thailand echter plotseling afbreken omdat er iets met zijn dochter is gebeurd en hij hierdoor genoodzaakt is direct naar Nederland terug te keren.
Daar waar Gerritsen veel tijd gestoken heeft in het schetsen van een gedetailleerd en geloofwaardig beeld van de werkzaamheden van het RIT, is de zogenaamde “bijzondere vriendschap” die zich volgens de flaptekst tussen Fae en Sprengler ontwikkelt helaas beduidend minder goed uitgewerkt.
Vier jaar na de ramp ontmoeten deze twee elkaar wanneer Fae toevallig bij Sprengler in de tandartsstoel belandt. Drie jaar eerder hebben ze elkaar tijdens een wandeling al eens vluchtig ontmoet. Dat hij haar zoveel jaar na deze kortstondige ontmoeting bijna direct herkent nog buiten beschouwing latend, is het mijns inziens niet erg plausibel dat Fae direct na deze eerste tandartsbehandeling met Sprengler mee naar huis gaat om samen met hem zijn hond uit te laten, hij daarna bovendien biefstuk voor haar klaar maakt en zij, nat geworden van de wandeling in de regen, ook nog eens vraagt of ze bij deze wildvreemde man mag douchen. Het gaat allemaal wel erg snel, is wel erg snel vertrouwd.
Het thema – hoe gedeeld verdriet twee compleet verschillende mensen samenbrengt – is mooi, maar ook al vele malen sterker uitgewerkt dan in deze roman. Want wat deze zogenaamde bijzondere vriendschap nu zo bijzonder maakt, wordt eigenlijk nooit écht duidelijk. Een zinnetje als “Zij leek weinig moeite te hebben met het feit dat hun gezamenlijke wandelingen voorbij waren en dat ze elkaar pas over een halfjaar weer op controle zouden zien” (p. 219) maakt deze “bijzondere vriendschap” er al helemaal niet geloofwaardiger op. Fae en Sprengler zijn weliswaar allebei ‘achterblijvers’ die om moeten leren gaan met een verlies en hun leven weer op moeten pakken, maar Sprengler lijkt Fae en deze ‘vriendschap’ veel harder nodig te hebben dan zij hem. Met Fae lijkt het steeds beter te gaan, met Sprengler gaat het steeds slechter. Gerritsen creëert met deze steeds verder aftakelende Sprengler overigens wel een interessant en personage.
Ook maakt Gerritsen in deze roman goed en dankbaar gebruik van de kennisvoor-sprong die de lezer heeft; de beschrijvingen van het zorgeloze begin van de vakantie van Fae en haar familie lees je met een dubbel gevoel omdat je al weet wat er gaat gebeuren. Het is ook mooi dat Gerritsen er voor kiest om het ogenblik waarop Fae en haar broertje door de verwoestende Tsunami meegesleurd worden en de momenten hierna niet tot in detail te beschrijven, maar de scene net hiervoor te laten eindigen, en pas later weer te vervolgen.
Het is dan ook jammer dat ze er later in het verhaal voor kiest om Fae dit catastrofale moment te laten herbeleven, en bovendien komt de herinnering dan ook opeens wel erg gemakkelijk terug: Fae rolt een joint, zet een muziek DVD van haar vader aan, zinkt even later weg in een roes en herbeleeft het moment waarop Bodhi verdwijnt… In een artikel in het Haarlems Dagblad staat te lezen dat Gerritsens aanvankelijke idee was een boek te schrijven over “een moeder die tijdens de tsunami een keuze moest maken over welke van haar tweelingkinderen ze redt tijdens de ramp”, maar dat Gerritsen nadat ze in contact werd gebracht met forensisch odontoloog Bert Slingenberg (die in Thailand meegeholpen heeft aan de identificatie van slachtoffers van de ramp en ook achter in de roman bedankt wordt) een andere kant besloot in te slaan met haar roman. Het is jammer dat ze dit aanvankelijke idee toch nog even snel in onuitgewerkte vorm in het boek heeft willen stoppen; in deze scene komt dit niet goed tot zijn recht.
De achterblijvers is een toegankelijk geschreven boek met een in potentie interessante thematiek die helaas niet helemaal goed uit de verf komt. Bovendien zijn verwijzingen als “En hoewel Fae wist dat ze er nooit echt bij hoorde, klampte ze zich aan de familie vast als was ze het laatste restje tandpasta uit de tube” (p. 191) en “Op de wc piste hij rondjes als in een draaikolk, een tsunami van pis” (p. 174) met het oog op het onderwerp van het boek een beetje flauw en is een zin als “Een vis schoot weg, op zoek naar diepte, waar zij naar laagwater snakte” (p.111) wat cliché, maar daarnaast bevat De achterblijvers ook mooie passages waarin het schuldgevoel en verdriet van Fae alsook de aftakeling van de steeds gekker wordende Sprengler op overtuigende wijze worden beschreven.
Uitgeverij AmboAnthos, 2014
Pagina’s 250
ISBN 978 9041 423 139
Recensie door Kyra, mei 2015
One comment
[…] Nieuwe recensies van deze maand als link bijgevoegd http://vrouwenbibliotheek.nl/2015/05/22/de-atlas-van-afgelegen-eilanden-door-judith-schalansky/ http://vrouwenbibliotheek.nl/2015/05/26/gebed-voor-de-vermisten-door-jennifer-clement/ http://vrouwenbibliotheek.nl/2015/05/27/denken-aan-vrijdag-door-nicci-french/ http://vrouwenbibliotheek.nl/2015/05/30/de-achterblijvers-door-maaike-gerritsen/ […]