‘Op haar vijftiende jaar,’ vertelde mijn oma, ‘prikte de prinses zich aan de doorn van een roos.’
Mijn opa, afkeurend, van achter zijn krant: ‘È, è.’
‘Jacob, bemoei je er niet mee, ik probeer Leetje een verhaal te vertellen.’
Opa’s gezicht verscheen naast de krant. […] Fluisterend vertrouwde hij me toe: ‘Ze prikte zich niet aan de doorn van een roos. Sssht.’
‘Natuurlijk wel, Jacob. Waarom heet ze anders Doornroosje?’
Mijn opa liet zijn krant zakken. Een grijns van oor tot oor. ‘Omdat ze een gevaarlijke vrouw is.’
Mijn oma: ‘Ze prikt zich toch?’
‘Ze prikt zich aan een man.’ (p. 64)
Doornroosje prikt zich en valt vervolgens in een diepe slaap, tot de kus van een prins haar honderd jaar later weer doet ontwaken. Dit welbekende sprookje loopt als een rode draad door M., de debuutroman van Shira Keller. In Giambattista Basile’s (originele) versie van het sprookje is de prins echter geen prins, maar een gehuwde koning. Een detail, maar niet onbelangrijk met het oog op de roman van Keller. Want ook de ‘prins’ van Kellers hoofdpersonage Leah is een getrouwde man.
Leah Rosenberg is vijftien jaar oud als ze verliefd wordt op haar nieuwe leraar Klassieke Talen, Markus Prins. Tot op zekere hoogte beantwoordt hij haar liefde. Ze ontmoeten elkaar dagelijks bij de Oude Kerk, in een wereld waar ze ongestoord samen kunnen zijn, en waar de tijd stil lijkt te staan – zowel letterlijk als figuurlijk: de kerkklok staat al tijden stil op vijf voor elf.
Op knappe wijze weeft Keller Griekse tragedies, de geschiedenis van Leah en Markus en het sprookje van Doornroosje in elkaar. Leah en Markus zijn Doornroosje en de prins, maar ook Thisbe en Pyramus. Hun sprookje is er een met een ongelukkige afloop.
Aan het begin van het boek ontmoeten we de volwassen Leah, een succesvolle beeldhoudster die op aandringen van haar galeriehoudster aan een zelfportret werkt. Doorgaans ziet Leah “in een blok graniet de kop die eruit tevoorschijn wil komen, zoals een slager een karbonade ziet in een varken” (p. 11), maar nu ze een zelfportret moet maken, wil het maar niet lukken. Ze slaagt er niet in om zichzelf te vangen in een zelfportret, want: wie is ze eigenlijk? Ze kijkt altijd vanaf een afstandje naar zichzelf (wat onder andere geïllustreerd wordt in de episodes die vanuit een derdepersoonsperspectief verteld worden) en als ze in de spiegel kijkt, ziet ze iemand anders. Deze opdracht dwingt haar echter écht naar zichzelf te kijken. De hierbij vereiste in zichzelf gekeerde blik voert Leah terug naar haar jeugd. En naar haar relatie met “M”.
Wat de precieze verhouding tussen Leah en Markus was, wordt vaag gehouden. Ook voor Leah zelf is dit niet helemaal duidelijk. Ze begint te twijfelen of de hartstochtelijke relatie die ze zich herinnert wel echt was. Of had ze dag in dag uit in haar eentje op dat bankje gezeten en gesprekken gevoerd met een luchtspiegeling, net zoals ze als kind met haar spiegelbeeld praatte? En was Leah wel echt verliefd op haar leraar, of zocht ze in hem eerder een surrogaat voor haar vader – een getraumatiseerde man die niet in staat was haar de vaderliefde te geven waar ze zo naar hunkerde? Deze (ontbrekende) vader-dochter relatie wordt mooi geïllustreerd in een episode waar de kleine Leah haar vader een tekening wil geven, valt en zich prikt (!) aan een van haar vaders geliefde rozen. Hij heeft geen oog voor de tekening of voor zijn dochter, maar treurt om zijn gesneuvelde baccara. De doorn die in Leah’s handpalm blijft steken laat een litteken achter dat ze voor de rest van haar leven met zich mee zal dragen. Maar ook de geschiedenis met Markus zal onuitwisbare sporen achterlaten.
M. is een fragmentarisch verteld verhaal waarin constant heen en weer gesprongen wordt in de tijd. Keller geeft detailrijke beschrijvingen, maar laat ook veel weg en dwingt de lezer om tussen de regels door te lezen. Er wordt veel gebruik gemaakt van witregels, terugkerende motieven en herhalingen. Herhalingen waarbij bepaalde metaforen in een andere context opeens een geheel andere betekenis krijgen, en waarbij een schijnbaar betekenisloos woordje als ‘niks’ opeens ontzettend veel lading krijgt.
Een gevaar dat schuilt in het vele weglaten en de fragmentarische manier van vertellen is dat het geheel wat onsamenhangend kan overkomen, dat er te veel losse puzzelstukjes overblijven. Bij herlezing van het boek lijken alle stukjes echter op ingenieuze wijze in elkaar te vallen. Dat is misschien een puntje van kritiek, maar eigenlijk ook weer niet. Want herlezing is absoluut geen straf.
M. staat bol van de symboliek en de verwijzingen. Verschillende aspecten en motieven uit Doornroosje komen veelvuldig terug: rozen, doornen of andere dingen die prikken, spinnewielen, het tijdmotief (Doornroosje die honderd jaar slaapt, Leah’s moeder die elke dag met een liniaal een blaadje van de kalender scheurt, de kerkklok die stilstaat, Markus die constant aan zijn horloge frunnikt en draait). Op het eerste oog vaak nietszeggende details, vol symbolische betekenis. Deze overdaad aan symboliek is een van de weinige zwakkere kanten van dit mooie debuut: het ligt er allemaal nét iets te dik bovenop. Dat Leah en Markus ook nog Rosenberg en Prins van hun achternaam heten, en dat galeriehoudster Frances Leah verzekert dat ze in haar nieuwe bed zal “slapen als een roos”, is misschien een beetje too much, maar eigenlijk wordt dit alles pas storend als je er bewust op gaat letten.
Uitgeverij Podium, 2012
Pagina’s 143
ISBN: 978 9057 595 134
Recensie door Kyra, mei 2013.
One comment
[…] http://vrouwenbibliotheek.wordpress.com/2013/05/19/m-door-shira-keller/ […]